------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




14 december 2008

Komen zal het Licht

Jessica van 't Westeinde

Intredelied: "O radix Jesse"

Begroeting en inleiding

Welkom in de naam van de levende God, Zoon en heilige Geest. Amen.
Deze derde zondag van de Advent staat bekend als ‘Gaudete’ zondag. De tweede en derde adventszondag hebben beide als kern de bekeringsoproep van Johannes de Doper en daarmee de verwachting van de komst van de Heer. Deze derde zondag kenmerkt zich bovenal door zijn uitbundig vreugdevol karakter: verheugt u! Dit wordt duidelijk geschetst in de eerste lezing, in de wonderlijke, bevrijdende woorden van Jesaja. Vervolgens wordt deze profetische boodschap in Johannes zeer concreet aanwezig gesteld: ‘Hij is er al, je herkent hem alleen nog niet.’ Moge het Licht tot ons komen, opdat wij Hem herkennen kunnen, en dat wij dit Licht vervolgens uitdragen naar buiten toe.

Schuldbelijdenis

Laten wij om te beginnen de barmhartige God om vergeving en ontferming vragen.
Zingen wij daartoe het lied nr. 416: ‘Wat ik gewild heb’

Openingsgebed

Dichtbij is uw woord, Heer onze God,
dichtbij is uw genade.
Kom ons met macht en mildheid tegemoet.
Sta niet toe dat wij doof zijn voor U,
maar maak ons open en ontvankelijk
voor Jezus Christus, uw Zoon,
die komen zal,
om ons te zoeken en te redden
vandaag en alle dagen
tot in eeuwigheid.

Eerste Lezing: Jes. 61, 1-2; 10-11

De lezing die wij zullen beluisteren is genomen uit het laatste deel van Jesaja. Een profetische stem neemt het woord. Deze tekst grijpt terug op het eerste lied van de knecht (cf. Jes. 42,1), maar nu in eerste persoon. In tegenstelling tot de knecht, richt hij zich niet tot Israël en de volken, maar meer specifiek tot de ‘treurenden’, aan wie hij het blijde nieuws van God zal brengen. Zij zullen, zo lezen we in Jesaja 60, het priesterlijke volk Gods worden, met hén zal het ‘eeuwig verbond’ gesloten worden. Luisteren we naar de eerste lezing.

De geest van de Heer God rust op mij, want de Heer heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om de armen het blijde nieuws te brengen, om gebroken harten te verbinden, om de gevangenen vrijlating te melden, en de geketenden de terugkeer naar het licht; om het genadejaar van de Heer te melden, een dag van wraak voor onze God; om alle treurenden te troosten.
Ik verheug mij uitbundig vanwege de Heer, ik jubel en juich om mijn God, want Hij heeft mij bekleed met gewaden van redding, mij gehuld in een mantel van heil, zoals de bruidegom een kroon opzet en de bruid zich met haar juwelen siert. Want zoals de aarde groen voortbrengt, en een tuin het opgenomen zaad laat ontkiemen, zo laat de Heer God uw heil ontkiemen, uw luister voor het oog van alle volken.

Tussenzang liedboek nr. 206: “Verblijdt U in de Heer te allen tijd”

Evangelie Joh. 1, 6-8

De evangelielezing vandaag is genomen uit Johannes. Hier getuigt Johannes de Doper van de Messias, die, zo zegt hij, reeds aanwezig is in ons midden. Johannes de Doper is de laatste Oudtestamentische profeet, die het getuigenis van het Oude Testament samenvat en een brug vormt tussen het oude verbond en Christus. Hij moet degene aanwijzen waarover Mozes en de profeten geschreven hebben.
Het getuigenis van Johannes speelt zich af op drie niveaus: tegen het officiële jodendom, tegenover de mensen in het algemeen en tegenover zijn leerlingen. De perikoop die wij vandaag zullen beluisteren betreft de getuigenis tegen het officiële jodendom, waarbij de doper bezoek krijgt van een delegatie uit Jeruzalem (te vergelijken met de ‘Congregatie voor de Geloofsleer’).

Er is een mens geweest, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Hij kwam als getuige: hij moest getuigen van het licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Hij was niet het licht, hij moest getuigen van het licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes. De Joden hadden uit Jeruzalem priesters en Levieten op hem afgestuurd met de vraag: ‘Wie bent u?’ Onomwonden kwam hij ervoor uit: ‘Ik ben de Messias niet.’ ‘Wie dan wel? Bent u Elia?’ vroegen ze. ‘Die ben ik ook niet’, antwoordde hij. ‘Bent u soms de profeet?’ – ‘Nee’, zei hij. ‘Wie bent u dan?’ drongen ze aan. ‘We willen een antwoord geven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wat zegt u over uzelf?’ Hij zei: ‘Ik ben een stem die roept in de woestijn: ‘Maak recht de weg van de Heer’, zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.’
De afgevaardigden, die uit de kring van de farizeeën kwamen, drongen verder aan en vroegen: ‘Maar als u de Messias niet bent en ook Elia niet of de profeet, waarom doopt u dan?’ Johannes gaf hun ten antwoord: ‘Ik doop in water. Maar zonder dat u Hem herkent staat Hij al in uw midden: Hij die na mij komt, maar wiens schoenriem ik niet waard ben los te maken.’ Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes aan het dopen was.

Acclamatie: "U komt de lof toe"

Verkondiging

‘Maar zonder dat u Hem herkent staat Hij al in uw midden’. Stevig taalgebruik waarmee de doper zich behelpt. Zeker wanneer we zien tegen wie hij zijn woord richt: de schriftgeleerden. Zij, van alle mensen, zouden toch in staat moeten worden geacht de Messias te herkennen wanneer hij voor hen staat? Blijkbaar is het dan toch niet zo simpel om de gezalfde Gods aan te duiden. Het veronderstelt geloof, vertrouwen, oprechte openheid en bovenal een gemeenschappelijk leerproces.

Wanneer Johannes de Doper zich typeert als ‘een stem die roept in de woestijn’, kan ook dit mogelijk gezien worden als een, ietwat verkapte, kritiek richting de delegatie van de Joodse autoriteiten. Immers, een ‘stem in de woestijn’ betekent zoveel als een stem voor dovemansoren. De boodschap wordt niet gehoord. Dit is ook waar wij ons voor dienen te behoeden: dat wij niet doof zijn voor de boodschap. Het woord dat klinkt, in de schreeuw van de hulpbehoevende medemens, in de echo van de stem van de minstbedeelden van onze samenleving. Want dáár zal het zijn, in de ontmoeting met onze naaste, waar wij hem zullen kunnen herkennen. Zoals Levinas het op legendarische wijze verwoord heeft: ‘Le visage d’autrui, c’est l’Épiphanie du Seigneur’.

Wanneer we kijken naar de synoptici, zien we dat Jezus Johannes beschrijft als Elia, die de mensen moest voorbereiden op de komst van de Messias. De doopactiviteit van Johannes staat in dienst van en berouw wekkende en verzoenende functie. In het Johannesevangelie ligt het accent echter op de zending van de doper om de Messias aan het volk aan te wijzen. Bij de synoptici komen de schriftgeleerden naar Johannes toe om zich samen met het volk te laten dopen, terwijl ze hier louter komen om vragen te stellen.
De evangelist zet hen zo op nog grotere afstand door Johannes hen niet te laten dopen: tekenend voor een kloof tussen schriftgeleerden en het ‘gewone volk’. Misschien hebben wij in deze tijd ook nood aan een figuur als Johannes de Doper. Iemand die ons wijst waar we ons op moeten richten, wat er werkelijk toe doet. Iemand die de waarheid durft te zeggen, zich kritisch durft uit laten, zeggen waar de schoen knelt.

De vergelijking met de groeiende kloof tussen de lokale kerken of basisgemeenschappen en het Roomse magisterium is snel gemaakt. Het is niet in Jeruzalem, bij de autoriteiten, waar je de Messias moet gaan zoeken, daarom legt Johannes ook zo de nadruk op de plaats van het gebeuren: van Jeruzalem weg, aan de overkant van de Jordaan. Gerecontextualiseerd geeft dat: Het is niet in Rome, niet in strikte dogma’s of theologische systemen waar je hem zult vinden. Neen, hij gebeurt hier, en nu. Het is zeer concreet: hier, in uw midden, staat hij al.
Temidden van een gemeenschap, want: waar twee of meer bijeen zijn in mijn naam, ben ik in hun midden. Het is dan ook eerder de taak van de concrete gemeenschap, van u en ik, om Hem te leren zien, om het proces van het leren herkennen gezamenlijk op te nemen, ons er voor open te stellen. Dan krijgt het Licht de kans om binnen te treden en onze ogen te openen om ons te laten verstáán.

Johannes legt de getuigenis van dit komende licht af. Hij heeft Gods eigen getuigenis mogen ontvangen en erin geloofd: derhalve is hij in staat om over Jezus te getuigen voor de mensen. Zijn optreden als doper was de gelegenheid om de Messias te herkennen en te verkondigen; zo moet ook iedereen in zijn eigen omgeving het Licht, Jezus de Christus, herkennen en verkondigen. Wanneer wij dan hebben kunnen herkennen, impliceert dit gelijk een noodzakelijk overgaan tot handelen. Niet vroom contempleren over een ver-Licht-ing, maar de boodschap voortvertellen en omzetten in daden, in het spoor van Jezus.

Moge het Licht tot ons komen, opdat wij Hem herkennen kunnen, en dat wij dit Licht vervolgens uitdragen, doorheen onze gemeenschap, naar buiten toe. Amen.

Credo

Laat ons dan nu getuigen van ons geloof, onze hoop en vertrouwen op de komst van Jezus Christus, door samen staande de geloofsbelijdenis te bidden.

Ik geloof in de levende God
Vader van onze Heer Jezus Christus,
onze God, onze vader almachtig.

Alle dingen heeft Hij geschapen
in zijn enige geliefde zoon,
beeld en gelijkenis van zijn heerlijkheid.

Jezus, licht van het eeuwig licht
woord van God getrouw en waarachtig
Jezus, onze genade en waarheid.

Om deze wereld van dienst te zijn
om ons menselijk lot te delen
is hij vlees van ons vlees geworden.

Uit de wil van de heilige geest
en uit de maagd Maria geboren
is hij een mens geworden als wij.

Om onze zonden werd hij gebroken,
ja gehoorzaam ten dode toe
heeft hij zich op het kruis gegeven.

Daarom heeft hij de naam ontvangen:
eerstgeborene uit de doden,
zoon van God en Heer van allen.

Hij zal komen, God weet wanneer,
om recht te doen aan levenden en doden,
Hij is de mens op wie ik gelijken zal.

Ik geloof in de kracht van de geest
in de liefde van vader en zoon
in het verbond van God met de mensen

in de kerk het lichaam des Heren
samengeroepen en uitgezonden
om te doen wat hij heeft gedaan:

om te dienen en te verlichten
om te dragen de zonden van de wereld
en te stichten vrede op aarde.

Ik geloof dat wij zullen verrijzen
met een nieuw en onsterfelijk lichaam,
want Hij is een God van levenden.

Amen. Kom, Heer Jezus, kom.

Prefatie
bij aanbrengen van de gaven ‘Rorate Caeli’

Lofgebed

P: Gij zijt heilig Heer, enige God
die wonderbare dingen doet.
A: Gij zijt de Allerhoogste
Gij zijt groot, Gij heilige Vader.
P: Gij zijt het goed, al het goede
het hoogste goed,
Heer levende en Ware God.
A: Gij zijt genegenheid, liefde
Gij zijt wijsheid
Gij zijt nederigheid.

P: Gij zijt geduld, Gij zijt schoonheid
Gij zijt zachtmoedigheid,
Gij zijt betrouwbaarheid.

A: Gij zijt rust, gij zijt vreugde,
Gij zijt onze hoop en blijdschap.

P: Gij zijt rechtvaardigheid,
Gij zijt matigheid
Gij zijt al onze rijkdom
en dat is genoeg.

P en A: Heilig, heilig, heilig, de Heer, de God der hemelse machten. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt in de naam des Heren. Hosanna in den hoge.

A: Gij zijt schoonheid
Gij zijt zachtmoedigheid
Gij zijt onze beschermer en verdediger
Gij zijt sterkte voor de zieken
Gij zijt verkwikking en ons Hemels Brood

P: Daarom nam Jezus daags voor zijn lijden en dood het brood in zijn handen. Hij dankte U, Vader, en brak het brood, verdeelde het onder Zijn leerlingen en zei: ‘Zo wil ik in jullie midden leven met hart en ziel al moest het mijn leven kosten.’

A: Ook nam Hij de beker in zijn handen, sprak een dankgebed uit en zei: ‘Dit is de beker van het altijddurende verbond dat bloed en tranen kost van mij en u allen.’
P en A: Als wij dan eten van dit Brood, en drinken uit deze beker verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.

P: De Heer is verrezen
Hij is onze hoop
Hij is ons geloof
Hij is onze liefde geworden.

A: Ja, Gij Heer zijt ons eeuwig leven
Grote Bewonderenswaardige Tedere en Almachtige God
barmhartige Heiland.
P: Wie zoekt zal het licht der wereld vinden
wie U smaakt zal het zout der aarde zijn.
Die van U begeesterd zal de aarde bezielen zodat wij doen wat Gij hebt voorgedaan.

Besluiten wij dit lofgebed door het gebed uit te zingen dat Jezus ons heeft voorgedaan:
Onze Vader.

Vredeswens

God, open onze mond en vul ons hart
met goede woorden voor elkaar,
opdat in ons uw liefde, uw bestaan
zichtbaar mag worden
in eeuwige dagen. Amen.

Tijdens communie: “Veni Domine”

Mededelingen Kindernevendienst

Slotlied nr. 202: “Van grond en vuur”

Slotgebed

Uw goedheid proefden wij,
uw liefde hebben wij aanschouwd,
Het Licht is uitgezaaid.

De Naam van uw lieve Zoon
hebt Gij opnieuw
aan ons gehecht.

Dat dan door onze liefde
uw Rijk verhaast zal zijn,
de wereld voller raakt
van vrede en gerechtigheid,
van mensenliefde en erbarmen.

Dan heeft uw Woord
ook ons gevoed,
bevrucht.
-Amen-

Zending en zegen

------