------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




15 augustus 2008

Maria ten hemel opgenomen

Kris Gelaude

Begroeting

Genade was het woord waarmee Maria werd begroet.
Genade is de bijbelse belofte.
Genade moge over ons komen, hier in dit uur en elke dag opnieuw,
zodat wij ze uitstralen in de naam van God, Moeder en Vader, in naam van Jezus, de zoon en zijn h. Geest.

Lied : Opening van de dienst (nr. 25)

Gebed:

Eerste en laatste zegen, enige.
Daglicht, koel, meestal mistige
lichtval om naaste geliefden,
wees hier aanwezig.

Meest eenvoudige, meest verzwegen
dagelijks doende zegen, aandachtige
liefde, wees hier aanwezig,
wees in mijn mond, in mijn hart.

Dat ik, verwarde in eeuwige feiten,
niet de geringste geboorte veracht.
Dat ik nader tot waar mijn eigen
leven aanving in diepe nacht.             (H. Oosterhuis)

 

Inleiding (Zie Gezongen Liedboek, p. 122-124)

Lied : Gezegend de God van Israël (nr. 633)

Evangelielezing : Lc. 1, 39-56

Duidend woord

Het toeval wil dat ik, wegens mijn opdrachten, in de voorbije weken nogal wat heb moeten nadenken over de betekenis van Maria in onze geloofscultuur. Ook al blijft haar rol in de evangeliën bijzonder summier omschreven, toch verschijnt zij, zowel in de geschiedenis van de Kerk als in het leven van gewone mensen, als een uitzonderlijke figuur, boven alle heiligen verheven. Dé bijbelse gelovige. De verheerlijkte goddelijke moeder. En tegelijk wordt zij benaderd als de grote vertrouwelinge. De menselijke moeder, onder wiens hoede wij ons stellen en bij wie tallozen – vooral in onmacht en beproeving - vertroosting en ontferming zoeken.

Maria, verheven tot Regina Coeli, maar evenzeer herkend en aangeroepen als Mater dolorosa, stabat Mater, Mater misericordiae... In heel wat aansprekingen weerklinkt de herkenning die wij bij haar vinden en het bijna ingeboren vertrouwen in haar moederlijke zorg en aandacht. Mensen wenden zich tot Maria, zoals ze zich tot hun eigen moeder kunnen wenden, in hun hulpeloosheid of kwetsbaarheid, maar bewust van de verheven plaats die haar, dankzij haar groots geloof en haar antwoord op het leven werd toegewezen.

In de Brugse Magdalenakerk wordt dit jaar voor het zomerseizoen inspiratie gezocht in het thema ‘Mater’. Verschillende kunstenaars proberen er op hun manier het thema vorm te geven, met de bedoeling dat bezoekers daar een persoonlijke gedachte of ervaring aan toevoegen. Toen ik, voor de inleiding van dit thema, mij erover moest bezinnen, ben ik me bewust geworden van de immense omvang van dit begrip.

Spontaan verwijst de titel ‘Mater’ voor ons naar de hemelse moeder, in haar veelzijdige grootsheid en betekenis. Maar evengoed brengt die benaming ons bij ons eigen ontstaan, bij datgene waarnaar een mens tot in zijn vroegste herinnering teruggrijpt. De aanvankelijke eenheid en geborgenheid. Zij die de naam ‘Mater’ waardig is, verbindt ons altijd met onze oorsprong. Dus ook met de ‘materie’. Zowel met wat in de materie verschijnt als met wat erboven uitstijgt. M.a.w. met het mysterie. Het is een ontzagwekkend gegeven, dat je zou kunnen omschrijven als een volkomen omarming, naar het teken van Alpha en Omega, en waarin al het omarmde zoekt naar heelheid.

Als iemand voor die ervaring kan zorgen, dan is het wel Maria, lijkt me. Zij, dé moeder, die het aardse zowel in zijn schoonheid als in zijn rauwheid gekend en doorstaan heeft. Maar die als geen ander ook bezield was van de hemelse belofte en van alles wat het leven onaantastbaar maakt. Is dat immers voor Maria, tijdens haar aardse bestaan, niet haar grootste zorg geweest : leven ontvangen als iets goddelijks. Het met waardigheid en overgave dragen, en het onophoudend geven. En ondertussen zo vol zijn van dat leven, dat ze zelf helemaal op de achtergrond kon gaan staan, transparant geworden, zodat haar moederschap ging uitdeinen, als een moederschap over de hele mensheid.

Het lijkt mij een beetje een traditie te worden, dat hier op 15 augustus enkel vrouwen voorgaan. Het zou een eer kunnen zijn, tenminste als we er maar niet van uitgaan dat Maria daarmee is binnengehaald in het kamp van de vrouwen. Maria is niet iemand die zich daartoe leent. Integendeel. Maria is groot geworden als moeder. En moeder in de zin van alomvattend, zonder voorkeur of privilege, altijd helend voor wie haar eert. Moeder, als zij die voorziet, maar die evengoed klaarstaat voor het onverwachte. Zij die samenbrengt, ongeacht de tegenstellingen. En vooral zij die verbindt. Diegene bij wie mensen vanuit hun verstrooidheid of zelfs vanuit hun verscheurdheid, de eenheid kunnen terugvinden.

Zoals Maria voor iedere gelovige de tijdloze voorgangster geworden is, zo toont zij ons ook waartoe wij, in eerste instantie als mens in deze wereld bestemd zijn : om met open handen het leven telkens te ontvangen. Om dat leven met liefde en zorg te dragen en met overgave te beantwoorden. En om het, van kracht en geestdrift doordrongen, te delen en eindeloos aan anderen door te geven. Daartoe zijn we allemaal bestemd. Zonder uitzondering. Ongeacht onze leeftijd, of we nu gehuwd zijn of niet, en mannen evenzeer als vrouwen.

Mensen die op dat niveau leven geven, zijn mensen die vooral verbindend in het leven staan, met aandacht voor beperkingen en voor kwetsuren. Die verschillen niet uitbuiten, maar veeleer uitnodigen tot complementariteit. Die, zoals in het openingsgebed gezegd, de geringste geboorte niet verachten, maar proberen iedereen optimaal bij het leven te betrekken en het beste in de ander tot leven te wekken. Die trouw aan zichzelf, ook zorg dragen voor moeder aarde en daarom niet kunnen aanvaarden dat onze moedergrond wordt aangetast of onrechtmatig toegeëigend. Deze verbindingsmensen zijn niet gesteld op aanzien, maar leren naamloos beschikbaar en nabij te zijn, met moederlijke waakzaamheid en aandacht. En zoals een moeder zichzelf eindeloos verdeelt in de zorg voor alles wat haar wordt toevertrouwd, zo zullen ook zij zichzelf verliezen om overal te zijn. Niet in het minst bij hen die weerloos zijn en kwetsbaar.

In poëtisch tedere bewoordingen omschrijft Guido Vanhercke dat moederbeeld. Ik nodig u uit, ter afsluiting van deze woorddienst, om naar zijn verhaal te luisteren.

Tweede lezing : Moeder (Uit Guido Vanhercke, De aanraking )

‘En jij die mijn moeder bent, en onder de aarde ligt. Vreemd dat ik geen verdriet voel, integendeel, als ik me omkeer, zou ik je kunnen zien, denk ik. Als ik je iets vroeg, zou je het allicht nog doen ook, net als vroeger.

Eigenlijk ben je nog zo dicht als toen, in die dagen. Je hebt me losgelaten, maar daarmee ben je me niet kwijt. Vreemd dat je op je oude dag geen tijd en ruimte meer nodig hebt, zo groot ben je nu geworden, het ideaal van al het geschapene, denk ik, overal te zijn. Alles te horen, aan alles te raken. Misschien wel alles te begrijpen.

Het heeft lang geduurd voor ik je een beetje beter begreep. Moeder, moeder. Er zijn woorden die je uitspreekt om de klank, niet om de inhoud. Maar in Mistero Buffo sterft een soldaat, roept om zijn moeder, en ik begrijp hem. Begrijp hem toch een beetje. En in hetzelfde stuk heb je Maria, daar onder het kruis, waar iemand aan hangt die ze zo goed kent. Het was een jong meisje dat Maria speelde, maar ze wist al zoveel. Zo leeg als ze daar stond, zo vol van al de pijn van haar zoon. Hoe kan een jong meisje dat al weten.

Moeders zijn dun en ijl en sterk als de lucht. Ze doen niets anders dan aanraken. Aanraken, aanraken. Ik zag een moedergans tussen haar kuikentjes, bolletjes vleesgeworden energie, glanzend van haar roerloze aandacht, hoog boven de ukkies uit. Ik zie moeders opstaan en neerzitten, heen en weer lopen, brengen en weghalen, met een huid en een blik en een gezicht dun van al het leven dat ze geworden zijn. Zoals de zenboogschutter de pijl dwars door de roos in zijn eigen hart schiet, zo verlaat een moeder zichzelf en gaat mee met al het leven dat ze gekregen heeft : hemden, kinderen, speelgoed, mannen, de klank van huilen en van zoete slaap. Waar is zij dan ? Ik weet het niet. Er is geen boogschutter meer, er is geen moeder meer. De boogschutter is pijl geworden, de boom bladeren, het raam licht en zon en mensen, de moeder aanraking.

Het lichtste en het dichtste is de aanraking, dat wat je nooit vergeten bent, (…) waarom je roept als je doodgaat.
Kom aanraking, kom liefste hand, er is zoveel dat ik niet begrijp, maar dat begrijp ik. Er is zoveel dat verloren loopt in mij, maar dat verlies ik nooit.’

Offerande : muziek Ave Verum, Mozart (nr. 11)

Tafelgebed : Gezongen Liedboek, p. 190

Communie : muziek Magnificat, Aurore (nr. 16)

Communielied : Psalm 72 (nr. 619)

Slotbezinning: Een menigte

Verbaasd merkte de moeder
dat zij een menigte werd.

Binnen enkele dagen was het
gebeurd, bleek zij uiteengevallen
in een waaier van vrouwen.

De weerloos-blije liep daar
van haar geheugen te genieten ;

de verslagene, die snel op weg
wilde naar welke dood dan ook ;

de trieste die er niets van begreep,
die alleen zachte vlindervleugels

tegen de wangen van het kind
zag slaan, onophoudelijk. Rond

het groepje stormde de furie,
pamfletten en woedende brieven

in de handen. Achteraan ging
de wanhoopsmoeder die al maanden
de kapper niet had gezien.

Hoe hen te hoeden, te zorgen dat elk
de voeten in dezelfde richting sleept ?

Ons is iets overkomen, kan ze zeggen,
wij zijn de menigte die moeder heet.

En zij die in de verte aan het water
staat, en wenkt, is een van ons.            (Anna Enquist)

Zegen

------