1 mei 2008: Hemelvaartsdag
Jezus ten hemel opgenomen
Marcel Braekers
Openinszang 511: Al
heeft Hij ons verlaten
Begroeting
Wat gebeurt er met ons als we
ons achtergelaten voelen, wanneer we een kind verliezen of degene,
van wie we zielsveel hebben gehouden en met wie we een heel leven
opbouwden, ons ontvalt? Dan ben je plots alle zin om te leven kwijt,
je wil alleen zin, afgesloten van je omgeving om van binnen bezig
te zijn met je verlies. Na enige tijd raken de scherpste kantjes
wel afgesleten, hoewel het leven nooit meer hetzelfde is. Wat de
boulevardbladen ons opdissen aan altijd weer ontluikende en snel
weer mislukte liefdes, is meestal één groot deprimerend
verhaal van eenzaamheid en onvermogen tot het leggen van een relatie.
Een diep gevoel laat zich niet zomaar manipuleren.
Wanneer je de periode van de eerste christengemeenten bestudeert,
krijg je de indruk dat voor de vorming van welomschreven geloofsgemeenten
veel leerlingen met eenzelfde gevoel hebben geworsteld. Niet dat
ze een persoonlijk band met Jezus hadden zoals gezinsleden, maar
de persoon van Jezus nam in het hart en de geest van velen een belangrijke
plaats in. Vandaar dat na zijn dood veel leerlingen in een verstard
rouwproces raakten. Ze gingen zich buiten het leven en de religieuze
samenkomsten plaatsen, enkel terugdenkend aan Diegene en datgene
dat ze hadden verloren.
Het is in die context dat je verhaal van Jezus opneming in
de hemel moet begrijpen. Enerzijds is het één van
de vele variante vertellingen van de Verrijzenis van Jezus en dient
het begrepen te worden zoals het lege graf, het zien van de verrezene
of de aanwezigheid van de Geest. Anderzijds legt dit verhaal een
andere klemtoon dan de vernoemde. Dit verhaal van de Hemelvaart
was bedoeld om die leerlingen op dreef te helpen, die waren vastgelopen.
Kijk om je heen, kijk vooral diep in jezelf en je ontdekt
er een levenskracht, die onverwoestbaar is wil het verhaal
zeggen. Er is een nieuwe, andere nabijheid die de leerlingen moeten
gaan ontdekken en waarmee ze moeten leren omgaan.
Nr. 112: Zingt van de
Vader
Gebed
Jij Onnoembare alles overstijgende
Nabijheid
Tot wie wij onze handen heffen, voor wie wij ter aarde buigen:
wees hier aanwezig.
In mensen ons nabij
In deze gemeenschap
In alles om ons heen
En in de diepte van ons hart verankerd.
Behoed ons, opdat wij nooit verstarren
En krampachtig vasthouden aan wat ons ontglipt,
Maar dat wij durven in de stroom van het leven te staan,
En in het vinden, verliezen en weer ontdekken van uw nabijheid
Komen bij onze eigenlijke grond
Uw levensgrond waaruit we voortkwamen en ooit mogen terugkeren.
Voor en na het evangelie:
nr. 121 God heeft Hem hoog verheven
Verhaal van de Hemelvaart,
naverteld door Nico Ter Linden (Een koning op een ezel,
p. 225)
Homilie
Met de dood van Jezus stortte
vooral voor de allerarmsten een wereld in elkaar. Mensen hadden
reikhalzend uitgekeken naar een nieuwe tijd en nu bleek alles tevergeefs
te zijn. Ik stel me deze situatie voor zoals wat op dit ogenblik
in Noord-Korea gebeurt. Mensen lijden honger en moeten nauwelijks
beter dan dieren leven, bedreigd door de terreur van een verschrikkelijke
geheime politie. In de tijd van Jezus was het niet veel beter. De
hoop op een messiaanse tijd was vervlogen, wat voor de armsten,
die geen andere houvast hadden, verschrikkelijk was. Sommigen hadden
daarbij hun huis en beroep achtergelaten. Anderen hadden een persoonlijke
bemoediging van Jezus gekregen en voelden zich dank zij Hem fysisch
en spiritueel een ander mens. Het is daarom geen toeval dat in de
verhalen stilaan een verschuiving ontstond van verrijzenisverhalen
over Jezus naar het lot van die achterbleven. Het verhaal van de
ten hemelopneming van Jezus moet je in die context begrijpen. Enerzijds
is het een verrijzenisverhaal parallel aan de voorstellingen van
het lege graf, het zien van zijn lichaam getekend door de wonden
van zijn lijden, enz. Anderzijds wordt hier verwezen naar wat gebeurde
met wie achterbleven.
Vele elementen in het verhaal
zijn symbolisch: het getal veertig als verwijzing naar vroegere
situaties van bevrijding (de zuivering in de woestijn, de zuiverende
Godservaring van mozes op de berg en van Elia die naar de Horeb
stapte), de wolk als symbool van goddelijke aanwezigheid en de gestalten
die naar de werkelijkheid terugwijzen, door Nico Ter Linden geduid
als Mozes en Elia, de vertegenwoordigers van Wet en Profeten. Gehuld
in een symbolische taal wil het verhaal een diepe betekenis doorgeven,
die niet alleen gold voor toen, maar voor alle tijden.
Waarom, zo stelt deze vertelling
zich de vraag, deden de leerlingen wat bijna alle mensen doen als
ze iets bijzonder meemaken: omhoog kijken? Vanwaar komt toch die
voorstelling dat de hemel in de lucht zou zijn? Waarom staat er
niet dat ze naar de diepste plek in zichzelf terugkeerden of dat
ze elkaar aankeken en elkaar bemoedigden om een nieuwe start te
nemen? Wat men zeker niet mag vergeten is dat men in die tijd niet
over gevoelens en ervaringen sprak zoals zoveel eeuwen later. Innerlijke
ervaringen werden beschreven als uiterlijke fenomenen waarbij men
symbolische betekenissen op elkaar stapelde.
Als dat alles waar is dan schuilt iets in deze vertelling dat zich
nooit in woorden laat vatten. De schok namelijk van een plotse afwezigheid.
Het verhaal gaat over een desoriëntatie waardoor een groep
mensen opnieuw en anders moesten leren kijken naar de aarde en naar
zichzelf. Niet de vreugde van Pasen noch de begeestering van Pinksteren
primeert, maar een stil besef van afwezige Aanwezigheid, van klein,
bescheiden zoeken in zichzelf en bij elkaar naar wat hoop geeft
en kracht om verder te gaan.
Het feest van Hemelvaart speelt
zich in een stemming af die helemaal past bij de huidige kerkelijke
sfeer. Veel verandert en evolueert vermoedelijk in goede richting
zonder dat we een duidelijk teken zien. Een oude utopie is achterhaald
en temidden van de verbrokkeling kijkt men vooruit zonder echt te
zien. Meestal is zo'n periode een heilzame periode van noodgedwongen
zelfbevraging, van experiment en zoeken naar een nieuwe levensstijl.
Hoe overleeft de kerk, hoe overleven gemeenschappen deze stille
tijd? Ik heb de indruk dat het veel geestkracht vraagt om in bescheiden
zekerheid de weg te gaan, die men denkt te moeten gaan, om in de
geest van Wet en Profeten te doen wat men denkt te moeten doen,
en om in diepe gelatenheid beschikbaar te zijn voor het werken van
de Geest.
Om het met een woord van psalm 130 te zeggen:
Ik zie uit naar de Heer
mijn ziel ziet uit naar Hem
en verlangt naar zijn woord,
mijn ziel verlangt naar de Heer,
meer dan wachters naar de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen.
Groot dankgebed
Na de communie lied 609: Uit staat en stand
Jezus' Hemelvaart
Toen ging Hij de gemeenschap
van de zijnen
voor naar Bethanië. Hij hief de handen
om hen te zegenen. Terwijl Hij scheidde
werd Hij voor hun gezicht in licht veranderd.
Met grote blijdschap en die kwam door Hem -
keerden zij weder naar Jeruzalem. (A.
Van Wilderode)
|