27 April 2008
Jezus Christus, naar Lichaam gedood,
naar geest tot leven gewekt 1 (Petr. 3,18)
Arnout Malfliet
100 na Christus: Jupiter wijkt
langzaam voor een nieuwe obscure godsdienst. Er wordt geknabbeld
aan het geweten en de religieuze vaste grond van het Romeinse imperium
dat zich weert men man en macht: en dit is wel wat. Ook het geweten
van Romeinse imperium moet eraan geloven want weerloze mannen en
vrouwen worden uitgeleverd en overgeleverd aan beulen, gladiatoren
en wilde dieren zonder veel zwaar verzet. Welk een merkwaardige
sekte en waar halen ze hun kracht vandaan om al deze vernederingen
te doorstaan?
t Is de tijd waarin het Johannesevangelie wordt gecomponeerd.
Dit evangelie bezit een poëtische schoonheid. We lazen bij
het begin van de viering de opening van dit evangelie. Marcel had
het er enkele maanden geleden nog over toen hij ons wegzond, met
huiswerk nota bene: lees de eerste hoofdstukken van het Johannesevangelie.
Gelukkig is Marcel hier omgeven door een menigte van welwillende
mensen waarvan sommigen prompt doen wat er gevraagd wordt. Daar
hoor ik echter niet bij. Ik ben er eerder eentje die zal vragen:
tegen wanneer moet dat gelezen zijn? De meester in mij zegt: tegen
volgende les. Dus beste mensen: tegen volgende zondag hebben jullie
het begin van Johannes gelezen, en als het kan de afscheidsrede;
o.a. het 14e hoofdstuk waar we vandaag uit lezen en waar de volgende
zondagen verder wordt op gebouwd.
Het Johannesevangelie is voor
mij echter altijd een opdracht geweest. Dat dateert al vanuit mijn
studententijd. Een heel semester had ik met de oren zitten waaien
tijdens de exegetische cursus over Johannes. Het examen was een
aangename babbel over de Johannespassie waar ik meer over de muziek
dan wel over de inhoud van het evangelie heb gesproken. Ik had dan
ook zeer welwillende prof voor mij zitten. Resultaat: het Johannesevangelie
blijft voor eeuwig een mysterie voor mij.
Maar niet alleen voor mij merk
ik. Als ik mijn TV openzap voor één of andere documentaire
over Jezus, of de heilige graal of het leven van de eerste christenen
(de hype is trouwens een beetje voorbij, maar enkele jaren geleden
kon je bijna wekelijks wel iets over geloof zien op de TV), wel,
dan viel het me op hoe men enorm focuste op de persoon van Jezus
Christus. Al te vaak vond ik er het Amerikaanse fundamentalistische
gezwets in terug. De BBC deed trouwens aardig mee door menig professor
aan te voeren die ons haarfijn ging uitleggen in welk erbarmelijke
toestand Jezus was geboren, of de graad ging meten van hoeveel pijn
het wel niet doet wanneer je aan je armen opgehangen wordt aan een
kruis en welk verschil dat gaf wanneer men je voeten daarbij zou
vastklemmen en wat een luxe wanneer er een balkje op het kruis was
om op te gaan zitten want dat was blijkbaar een praktijk van die
tijd. Met alle respect, en ik wil het lijden van Christus helemaal
niet ridiculiseren, maar het helpt mijn begrip van Mattheüs,
Marcus en Lucas. Niet dat van Johannes.
Mijn aanvoelen van Johannes,
toen ik me noodgedwongen over deze tekst moest buigen, is dat er
hier sprake is van een !andere" Jezus. Eentje waar wij materialistische
westerlingen die een portie spiritualiteit wel aankunnen, zolang
die gekaderd is binnen de realiteit, wel wat last mee krijgen. Stel
je eens voor; alleen maar voor nu, efkes, straks ga je de bewandelde
wegen wel weer op; maar stel je voor: JEZUS ALS KRACHT EN NIET ALS
PERSOON. Ik weet dat ik in de dogmatische discussies van de begineeuwen
van het Christendom terecht kom, Maar probeer je het heel even in
te denken: Jezus is geen persoon maar een spirituele kracht. En
probeer dat idee dan eens in te voelen in de gemeenschap waarvoor
Johannes schrijft. Jezus is geen persoon, het is een kracht, een
energiebron, iemand die ons draagt in deze tijd van vervolging.
Verliest Jezus dan niet een beetje
van zijn dikke nekkerigheid"? Want, als jonge kerel had
ik het altijd moeilijk met: Ik en de vader zijn één.
Of zoals we vandaag te horen krijgen: Je zal begrijpen dat
ik in mijn Vader ben. Daar stopte het vroeger bij mij. Ik
begreep het helemaal niet! Maar de lezing ging dan verder terwijl
ik allang had uitgeschakeld. Jullie zijn in mij en ik ben in jullie
en ik zal het aan mijn Vader vragen en mijn Vader zal het jullie
dan geven omdat ik het hem gevraagd heb,
en ga zo maar door.
Het strookte niet met mijn Jezus-beeld. Wanneer een mens voor mij
zo staat te orakelen, dan begint bij mij de vraag: waar is de kwetsuur
aan affectie bij die kerel begonnen. Wat staat die hier te bewijzen?
Maar keren we terug naar de tekst. Zware woorden! Hoofdstukken lang!
Jezus, jezus, jezus!!! Wanneer we echter kijken in welke context
Jezus deze woorden spreekt, dan geraken we misschien al wat verder.
Jezus zit met zijn leerlingen aan tafel: het laatste avondmaal.
En ineens, out of the blue, begint hij hoofdstukken lang te orakelen
over zijn relatie met zn Vader. Zijn laatste woorden -- en
dat zijn er heel wat bij Johannes -- verdwijnen in een mist van
mystificatie en geheimzinnigheid. Te veel words, words words.
Mijn vader is vorig jaar, eind augustus dood gegaan. Het was een
lange strijd en ik heb gezien hoe ik niet wil sterven. Ik ben vaak
naar het ziekenhuis in Halle gereden en ik ben verschillende keren
meegegaan in zijn verwarde laatste woorden en verhalen. Sommige
zinnen die hij toen heeft gesproken kan ik me nog letterlijk herinneren,
ofschoon ik ze maar een keer heb gehoord. Hij was ten slotte ook
mijn vader.
Zouden leerlingen van Jezus ook niet zo zijn omgesprongen met zijn
laatste woorden? En zouden zij niet - trouw aan hun traditie die
niets verloren laat gaan - zouden zij niet eerder behoudend zijn
omgesprongen met deze woorden. Niets laat je verloren gaan. Dat
was nu eenmaal de traditie van de vaderen en de schrijvers van het
oude testament. Tot 3 keer toe vinden we het bedrog van stamvader
Jacob aan zijn broer Esau en hoe hij op onrechtmatige wijze het
eerstgeboorterecht verkreeg. Men liet geen enkel verhaal verloren
gaan. Zouden de redacteurs van Johannes ook niet zo zijn omgesprongen
met de woorden van Jezus? Hij was ten slotte hun Rabbi, hun meester,
hun spirituele vader.
Wat ons rest is natuurlijk het
oerwoud van woorden waardoor we de bomen niet meer zien. Eén
van die bomen die we vandaag in dat bos tegenkomen is: LIEFDE. Het
gebod waar wij Christenen van denken dat we er het patent van hebben.
Sorry, maar de joden waren ons voor. Leviticus, het derde boek van
onze hele bijbel zegt het al: Heb je naaste lief zoals jezelf.
Jezus was trouwens een jood. Hij doet zoals alle rabbi"s; hij
herhaalt de taal van weleer. En toch geeft hij er een nieuwe dimensie
aan. Wie mij liefheeft zal de liefde van de vader en mij ontvangen.
Daar gaan we weer: wat een pretentie zeg. Tja wanneer je niet loskomt
van de wereldse Jezus met de zwaartekracht waarmee sommige woorden
op mensen wegen, dan blijven we steken in een eerbiedige hoofdbuiging
en laten deze wijze woorden nederig over ons heen gaan.
Wanneer we echter in de context van het Johannesevangelie, een context
van zware vervolgingen en repressie, wanneer we dan die woorden
lezen: wie mij liefheeft zal liefde van de Vader en van Mij
ontvangen, dan zijn dat geen zware onverstaanbare woorden
waar de mystieke geladenheid van bovendrijft. Het is de gepaste
taal op de gepaste tijd.
Maar moeten we wachten op tijden
van repressie en angst om woorden van bemoediging en troost te horen
en te spreken? Heb elkander lief is niet bepaald een
woord dat alleen gedijt wanneer de liefde ver zoek is. De kracht
die daarvan uitgaat is zo universeel dat het ten allen tijde kan
worden gesproken. Het is het kosmische principe van het hele universum.
Heel de schepping ademt, snakt en leeft er naar. Waar Liefde niet
geleefd wordt vermindert de schepping. Indien we de liefde laten
heersen in ons denken, ons doen en ons voelen dan worden wij vanzelf
verenigd Dat maakt dat we nu hier samen zijn.
Als je mij liefhebt, dan houd je je aan mijn geboden.
Het komt gewoon vanzelf want we zijn intrinsiek gemotiveerd. De
geest van waarheid zal zich vanzelf aan ons openbaren. Het klinkt
bijna euforisch. Wanneer we Christus straks in de communie willen
ontvangen als bron van leven, Hij die liefde opwekt, Hij die één
is met de vader en die dezelfde eenheid in ons bewerkstelligd wanneer
wij ons tot hem wenden, dan krijgen deze oude woorden meer kracht!
Wanneer we geloven dat Liefde ons verenigt, opbouwt, beschermd en
sterk maakt, en dat dit geen louter theorie is, maar ons werd voorgeleefd
door zovelen die zich daaraan hebben toevertrouwd; straalt daar
dan geen kracht van uit? Is het dan niet zoals we enkele weken geleden
de Emaüs-gangers zichzelf hoorden vragen: brandde ons hart
niet toen hij met ons sprak,
nog voordat wij hem zagen? Zalig
zij die niet zien en toch een brandend hart bezitten.
Tenslotte wil ik alleen de architect van de Jezus-woorden aan het
woord laten; Sint Paulus zegt: ons rest alleen geloof, hoop
en liefde, -deze drie; maar de grootste van deze drie is de liefde.
Amen.
|