------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




24 februari 2008: Derde zondag van de vasten

Bron van levend water

Marcel Braekers

Openingszang 25

Gebed

Onnoembare, ongeziene God,
bron van levend water,
wij dorsten naar U, zoals wereldwijd
zoveel mensen hongeren en dorsten naar gezond voedsel
naar nieuw leven, naar waarheid
die bevrijdt.
Laat u vinden dit uur,
dat wij ons laven aan uw woord,
op krachten komen bij elkaar
en zelf een bron van leven worden
voor mensen die met ons gaan. Amen.

Begroeting

Een van de moeilijkste thema’s in ons geloof is het thema van de verrijzenis. Wat moeten we ons daarbij voorstellen: dat we opnieuw beginnen te leven nadat ons lichaam is vergaan? Leven met ziel en lichaam? Is het Bijbelse spreken over verrijzenis verschillend van het eeuwig leven waarover de Grieken spraken? Eigenlijk is de Kerk zich altijd bewust geweest van de moeilijkheden waarvoor een nadenkend mens zich geplaatst weet. De verrijzenis, die wij in de Paasnacht vieren, is daarom eerder een uitnodiging om in een symbolische wereld in te treden en zo een veranderingsproces door te maken. Wat dan en ook na je dood met je gebeurt is tegelijk heel belangrijk én rationeel niet te vatten.
Gedurende deze vasten zijn de evangelielezingen zodanig gekozen dat alle grote thema’s van de Paasnacht erin voorkomen. Op de eerste zondag las men het verhaal van de bekoring in de woestijn (Jezus als ons voorbeeld van authentiek leven), vorige zondag de verheerlijking op de berg Thabor (Jezus als de verheerlijkte die wet en profeten tot voltooiing brengt), vandaag het gesprek bij de bron (als verwijzing naar het doopwater), zondag de genezing van de blindgeborene (verwijzend naar het licht van de Paaskaars) en op de laatste zondag lezen we het verhaal van Lazarus (verwijzend naar de opstanding uit de dood). Elk van deze verhalen brengen een symbolisch element aan waardoor we gereed zijn om de Paasnacht in te gaan.

Vandaag staat het thema water centraal. Jezus heeft een gesprek met een Samaritaanse vrouw bij de put van Jakob. Het gesprek gaat over dorst en verlangen, over drinken en verzadigd worden en thuis komen. De vrouw, die met haar lege kruik naar de bron komt, staat symbolisch voor dé mens, elke mens die zoekt en verlangt te leven.

We beluisteren het verhaal in twee stukjes, omdat er een bruuske overgang is die doet vermoeden dat Jezus meerdere gesprekken met deze vrouw had. Het eerste stuk gaat over de gave van God, het tweede over de persoon van Jezus.

Jo. 4, 1-42: gesprek met een Samaritaanse vrouw

1. Over de gave van God

Het gesprek met de vrouw heeft plaats bij de put van Jakob. Het was de diepste bronput van heel het land en lag op een stuk grond gekocht door vader Jakob waarop later zijn zoon Jozef was begraven. Bij deze belangrijke plaats ontmoet Jezus een Samaritaanse vrouw. Bij de bron hadden in het verleden belangrijke ontmoetingen plaats. Jakob leerde er zijn toekomstige vrouw Rachel kennen, de knecht van Isaäk wachtte er Rebecca op, bij de bron ontmoette Mozes zijn verloofde Sippora. Midden op de dag, zo schrijft Johannes, als de zon het hoogste staat en mensen vermoeid en dorstig zijn, op dat symbolische moment, ontmoeten Jezus en deze vrouw elkaar.
Johannes plaatst de ontmoeting tegenover het gesprek met Nikodemus, de theoloog die Jezus in de nacht ontmoet en uiteindelijk niet begrijpend weer weg gaat. Deze vrouw reageert tegenovergesteld. Eerst afwijzend en zelfverzekerd noemt ze Jezus, Jood, later spreekt ze hem aan als 'Heer', vervolgens als profeet en tenslotte als Messias en de redder van heel de wereld. De aanspreektitels verwijzen subtiel naar haar groeiend respect en beginnend geloof. Ze drukken de niveaus uit waarop ook elk van ons naar Jezus kan kijken.

Toen Jezus hoorde dat aan de Farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes – Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat – verliet hij Judea en ging weer naar Galilea.Daarvoor moest hij door Samaria heen. Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef had gegeven, waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur.
Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: 'Geef mij wat te drinken'. Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. De vrouw antwoordde: 'Hoe kunt u, als Jood, mij om dringen vragen? Ik ben immers een Samaritaanse.' Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. Jezus zei tegen haar.

'Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.'

'Maar heer', zei de vrouw, 'u hebt geen emmer en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen? U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en het vee.' Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen', zei Jezus, 'maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.'

'Geef mij dat water, heer,' zei de vrouw, 'dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.'

Lied 15: “Houd mij in leven, wees Gij mijn redding” (psalm 25)

Commentaar

“Het water dat ik geef, zal in jullie een bron doen ontspringen waaruit water van eeuwig leven opborrelt.” Welk een prachtige gedachte. Een aantal Bijbelverklaarders hebben de indruk dat dit het einde was van het gesprek en dat de volgende passage slaat op een volgend gesprek dat die twee voerden. Dat zou de bruuske overgang verklaren waarbij Jezus naar haar man vraagt.

Dit verhaal van de Samaritaanse vrouw heb ik heel mijn leven op een verkeerde manier gelezen. De oorzaak ligt bij de kerkvaders die in hun vrouwvriendelijkheid houding haar als een prostituee voorstelden. Een vrouw die midden op de dag alleen water haalt en niet 's morgens zoals de andere vrouwen, is verdacht. Groot was mijn verbazing als ik ontdekte dat men in de hedendaagse Bijbelverklaring over het feit van de vijf mannen heel andere verklaringen heeft. Sommigen denken aan de vijf goden die ooit vanuit Assyrië in Samaria werden ingevoerd, anderen denken aan de vijf boeken van Mozes, de Thora dus, waarnaar ook de vijf kruiken bij de bruiloft in Kana verwezen. Jan Nieuwenhuis schrijft in zijn commentaar:

De vrouw is in de visie van het Johannes-verhaal, niet op de juiste wijze met God getrouwd en zal pas in de loop van het gesprek de stem van de ware bruidegom verstaan. Het gaat dan in de grond van de zaak om de ware religie, dat is: het ware echtverbond tussen God en Zijn mensen. Precies daarom zal de vrouw in de loop van het gesprek die ware religie ook uitdrukkelijk ter sprake brengen en vragen naar de plaats waar God aanbeden moet worden (vs 20). Zij is woordvoerster van al diegenen die op zoek zijn naar waarheid en leven, en zij zal straks de eerste in een lange rij zijn, die heeft herkend en gevonden.” (J. Nieuwenhuis, Johannes de ziener, p.90.) 

2. Wie is het die met u spreekt?

Toen zei Jezus tegen haar: 'Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.' 'Ik heb geen man' zei de vrouw. 'U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt' zei Jezus, 'u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.' Daarop zei de vrouw: 'Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent. Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.'

'Geloof me' zei Jezus, 'er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.'

De vrouw zei: 'Ik weet wel dat de messias zal komen' (dat betekent gezalfde), 'wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.' Jezus zei tegen haar: 'Dat ben ik, die met u spreekt.'

Op dat moment kwamen zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand: 'Wat wilt u daarmee?' of 'Waarom spreekt u met haar?' De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar: 'Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de Messias zijn?' Toen gingen de mensen de stad uit, naar hem toe.

Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: 'Rabbi, u moet iets eten.' Maar hij zei: 'Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.' 'Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?' zeiden ze tegen elkaar. Maar Jezus zei:
'Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien.'

In de stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in hem door het getuigenis van de vrouw: 'Hij weet alles van me.' Ze gingen naar hem toe en vroegen hem bij hen te blijven. Toen bleef hij nog twee dagen. Nog veel meer mensen kwamen tot geloof door wat hij zei; ze zeiden tegen de vrouw: 'Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is.'

Commentaar

Een ontmoeting bij de bron, over dorst en water, over de bron waaruit je put en de bron, die in jezelf moet ontspringen als een voortdurende stroom van leven. Zo is God voor mensen. Welke rol speelt daarbij de figuur van Jezus? Is hij alleen maar een vijandige Jood als vele anderen, of een respectvolle heer die zich niets van conventies aantrekt, is hij de Messias, de gezalfde, die ons alles over God weet en ons vertelt, of is hij uiteindelijk de redder, degene die mensen zo raakt dat in henzelf een bron van leven en vreugde begint te stromen waar allen zich aan mogen laven? ‘Als u wist wat God wil geven’ zegt Jezus tegen de vrouw (op een mooie altaardoek in mijn vroegere parochiekerk stond in letters geborduurd ‘kendet gij de gave Gods’). Daarover gaat het verhaal, symbolisch verwoord als dorst en verlangen, water en doorstroomd worden van geluk en leven. Zelf bron zijn voor anderen.
In onze zangbundel staat een prachtig lied dat in poëtische woorden deze mystieke weg beschrijft. “Kom in mij, win, ontwapen mij, zie mij, doe mij aan.”

lied 649: “Kom in mij, win, ontwapen mij”

Groot dankgebed: S. De Vries, De dag die komt, p. 115 e.v.

Voorbeden – telkens zingen van lied 520: “Dan komt de dag"

Laten wij dan, op weg gaan, dansend van hoop
maar ook met al onze vragen en bezorgdheid om de noden van de wereld.
Keren wij ons naar onze God als bron van levend water.

Wij noemen hier
mensen zonder kracht, zonder moed, zonder vreugde, zonder verwachting.
Wees hen nabij, God van de hoop,
wees voor hen levend water.

Wij noemen de slachtoffers van het spel van machten en meesters
mensen die lijden onder oorlog en geweld,
vluchtelingen, verstoken van vrijheid en veiligheid.
Wees hen nabij, God van de hoop,
wees levend water voor hen.

wij noemen voor uw aangezicht, God, alles wat ons benauwt en bezwaart,
het stille verdriet achter onze muren, in onze buurt, onze stad.
Zie de nood van uw mensen, hun eenzaamheid en pijn.
Wees ons en hen nabij als bron van levend water,
doe in elk van ons een bron ontspringen van leven en kracht.
------