------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




Kerstnacht 2007

Het kleine verhaal van Jezus

Kris Gelaude

Opening en aanhef: lied nr. 300: ‘Zal er ooit een dag van vrede’

Begroeting.

Openingsgebed

God,
uw woord, uw licht,
uw eindeloos ontfermen,
hebt Gij van meetaf aan gebogen
naar wie klein en ongeacht zijn.
Het is het aangezicht geworden
waamee Gij ons aankijkt.

Ontvouw in ons
de wijsheid van de eenvoud,
zodat wij onbevangen durven leven
en u niet voorbijgaan.
Bekleed ons met het inzicht
dat er geen verhevener bestemming is
dan ‘mens te worden’,
weerloos en grootmoedig
als die ene, uitzonderlijke mens, Jezus

Harpmuziek (Ward)

Proloog eerste lezing :  Licht, uitgezaaid in de diepste aarde van de mens.

Sinds er één woord gesproken of geschreven is, getuigen zieners en profeten van het onmogelijke dat mogelijk wordt. Van perspectieven die de harde werkelijkheid doen kantelen. Van leeuw en lam die vreedzaam kunnen samenleven. Onverdedigbare dromen zijn het, die je uitdagen tot grote kwetsbaarheid. Maar die  telkens weer de hoop opdelven en met kleine omwentelingen het menselijk bestaan kunnen herscheppen.

Lezing : naar Martin Luther King

‘In deze donkere tijden geloven wij meer dan ooit in de toekomst van de mens. Wij kunnen niet geloven dat de mens niet in staat is een betere wereld te scheppen. Wij kunnen niet geloven dat wij als mens niet meer zijn dan een speelbal in de handen van het lot, dat wij niet kunnen werken aan de toekomst.

Wij geloven dat hoe hard de kanonnen ook bulderen, hoeveel bommen er ook ontploffen, er ooit een stralende morgen komt. Het leven zal altijd sterker zijn dan de dood. Ondanks alles.

Wij geloven dat ooit alle bewoners van de aarde drie maal per dag zullen kunnen eten om hun lichaam te voeden. Dat ze de opleiding zullen krijgen om hun geest te ontplooien en het recht en de vrijheid om hun hart te tonen. 

Wij geloven dat ooit de vrede en de eerbied voor elkaar aanvaard zullen worden als universele wet.

Dat elke mens onder een boom zal kunnen zitten. Vrij van alle angst.’

Lied nr. 308: ‘God zal u redden’

Proloog tweede lezing : Gods kracht, zoals een arm omheen de menselijke kwetsbaarheid.

De mensengeschiedenis staat bol van onrecht en onderdrukking. De dreiging van de duisternis wijkt nooit voorgoed. En toch komt altijd weer de wending naar het licht. Vanwaar die kracht, dat eindeloos gebaar ten goede? 

God wil zo diep in het bestaan van mensen binnendringen, dat angst hun leven niet meer kan beheersen. Hij zalft het leven dat getuigt van kracht en oervertrouwen doorheen de kwetsbaarheid. Van Hem de stem die Jezus zo tot messiaans bestaan geroepen heeft.

Lezing: (H. Oosterhuis)

‘Het slavenjuk dat ons drukte,
de stang op onze schouders,
de stok waarmee wij worden geslagen
breekt Hij in stukken, op Zijn dag.
De stampende trappende laarzen,
de kleren in bloed geverfd,
vallen ten prooi aan het vuur.

Want een kind ons geboren.
Want een zoon ons gegeven.
Op zijn schouders het rijk van de vrede
en de namen waarmee hij genoemd wordt :
Engel van Gods visioen.
God onbedwingbaar. Vader-voor-eeuwig,
Koning van de vrede.

Nog in de moederschoot werd hij geroepen.
De geest van God zal rusten op hem :
om aan de armen goed nieuws te brengen
om aan de gevangenen bevrijding te melden
aan de blinden de weg naar het licht
om te troosten wier hart is gebroken.
Hij zal niet doven de kwijnende vlam,
en het gekraakte riet niet breken.
Hij zal een schutting zijn tegen de wind,
schuilplaats tegen de regen.’

Lied :  ‘Gezegend de God van Israël’, lied nr. 633

Proloog derde lezing : Een kind, geen groter teken

Mensen in de onherbergzaamheid van hun bestaan. Opgejaagd. Nergens van tel. Overal de deur gewezen. En tussen al dit onheil in, een heilzaam teken : de geboorte van een kind.

Het is een menselijk verhaal en toch niet alledaags voor wie het mag beleven. Want telkens wordt de hoop geboren. Het blijft het ondoordringbare mysterie van God, volkomen weerloos zoals Hij zich laat zien in deze wereld.

Kerstverhaal (Lucas 2, 1-15) gezongen

‘In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.

Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen : ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met vreugde zal vervullen : vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn : jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt. En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden : Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft’.

Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar : ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’

Koor : Adeste Fideles

Samenzang : Lied ‘Komt allen te zamen’, nr. 312, strofe 3

Duidend woord (Kerstmis)

Bij het zoeken naar een eigentijdse omkadering voor onze Adventsliturgie, had Marcel het over ‘het einde van de grote verhalen’. Die grote stromingen, die eeuwenlang de ziel van de mensheid bewogen en geleid hebben. Maar die steeds meer hun heilzaamheid blijken te verliezen en verstillen. Marcel situeerde het kerstverhaal een beetje in het tegenlicht daarvan en plaatste het onder de noemer ‘Het kleine verhaal van Jezus’. Het was een uitdrukking die mij even heel verbaasd deed opkijken. Ik had het nooit zo gezien. Wij zijn niet geneigd het levensverhaal van Jezus van Nazareth, dat de slagader werd voor ons geloof, te beschouwen als een ‘klein verhaal’.

En toch. In zijn tijd geplaatst en in de context van een ontzaglijke bestaansgeschiedenis kan dat verhaal, zeker dat van de geboorte, niet anders dan een klein verhaal geweest zijn. Een natuurlijke, weliswaar vervullende gebeurtenis in het leven van een doodgewone man en vrouw, zij het in een zeer oncomfortabele situatie. Slechts een fait divers, dat nergens opzien baarde. Alleen herders, zij wier leven zich afspeelt, onbeschut onder de blote hemel, zij die troost vinden in kleine tekenen en die waken over het kwetsbaarste leven, lotgenoten dus, zijn bevoorrechte getuigen.

Het is moeilijk voor mensen als wij, levend in een zo complexe wereld, om toegang te krijgen tot de eenvoud van die gebeurtenis. Bovendien is doorheen de tijd dat kleine verhaal zo gemystificeerd geraakt, zo onaards, dat het alle menselijkheid te boven gaat. Of zoals Oosterhuis het zegt : ‘Hoe verder zijn volgelingen verwijderd raakten van hun land en van de bronnen van hun traditie, hoe meer ze van zijn verhaal een onbestaanbaar mooi verhaal zijn gaan maken. Zeer onjoods hebben ze hem de naam gegeven die geen naam is, ‘goddelijke zaligmaker’. Ze hebben hem op een troon gezet, ver boven ons bestaan. Dat vertroebelt de herkenning. En op die manier ontgaat ons ook de diepst mogelijke betekenis van ‘beeld van ons bestaan’.

Het ligt niet voor de hand om die verheven omschrijvingen te laten wegvallen. En om Jezus’ komst in de wereld dus niet te zien als een van meetaf aan gepland goddelijk ingrijpen, maar als iets volkomen menselijks. Jezus, geboren als kind van deze aarde, in een wereld die even verscheurd was als de onze. Maar gaandeweg mens geworden, zozeer levend vanuit Gods bronlicht, zo in overeenkomst met het scheppings- en het schriftwoord en zo absoluut betrokken op het lot van een hele mensheid, dat God zich met die mens wil vereenzelvigen. Dat is de mens in wie Zijn licht van het begin kan doorbreken. Dat is de mens die Hij wil vergoddelijken, zoals Hij iedere mens wil vergoddelijken, tegen elke afbraak en ontluistering in. De geboorte van zo iemand brengt God dichter bij ons, dan enig ander teken. Als een kleingeworden God, die elk beeld, elke benaming die naar macht en heerschappij neigt afwijst. En daarom ook altijd onvermoed, altijd waar wij Hem niet verwachten, in situaties waaraan wij achteloos voorbij gaan.

Het kleine verhaal van Jezus doet, in al zijn grootsheid, een ongelooflijk sterk appel aan ons. Van begin tot einde, van de kribbe tot het graf, toont het ons de weg die wij moeten gaan. Klein en kwetsbaar, onzeker en sterfelijk. Geen van ons moet groter willen worden. En we zullen nergens méér op Hem gelijken, dan wanneer wij voortdurend ons eigen lot verbinden met dat van de kleinen in deze wereld, met de allerminsten. Wanneer wij de kracht en de middelen die ons gegeven zijn gebruiken om anderen op te tillen.

Menswording wordt tastbaar waar mensen geen groter doel voor ogen hebben. En waar zorg en mededogen zo van harte zijn, zo onberekend, dat er iets onaantastbaars, iets goddelijks in doorschemert.

Het is iets wat gebeurt, ook op de meest ondenkbare en de meest uitzichtloze plekken en misschien in minuscule fragmentjes. Laten wij vannacht die mogelijkheid, die hoop in handen nemen om ze in elkanders ziel te leggen. Laten wij erover zingen. Laten wij erover spreken met warme en begeesterende woorden. Laten wij ze samenvoegen en geloven dat elk ogenblik van menswording het aanschijn van de wereld reeds verandert.

En zou er een mooier beeld zijn dat de hoop weergeeft, dan dat van de bejaarde die het pasgeboren leven in zijn handen neemt en naar het licht houdt ?

Daarom nodig ik één van onze oudsten uit, om het kindje in de kribbe te leggen.

Het kindje wordt in de kribbe gelegd

Offerande : Koorzang

Tafelgebed (Kr. Gelaude)

Gezegend
die ons doet vertrouwen in de nacht.
Uw hand doorheen de tijd,
uw woord dat met ons meegaat,
uw goddelijke eenvoud,
laten ons opkijken vol hoop.
Altijd ergens wel een teken, 
maar groot genoeg om te geloven
in de zachte aarde van een mens.
En in zijn aangeboren kracht
om naar het licht te groeien.

Akklamatie : (gezongen)

‘Niet als een teken aan de hemel,
wilt Gij zijn,
geen onontkoombaar feit.
Liever een kind,
een mens met een gezicht,
opdat wij zelf mens zouden worden
en onze ogen wennen aan het licht.’

Dag zal het worden.
Onrecht zal verstommen.
De teerste twijgen zullen bloeien.
Gij, met uw niet aflatend roepen
tegen alle wanhoop in,
Gij haalt ons weg
uit schuiloorden van angst.
opdat wij uit uw bronlicht leven.
In deze steeds geschonden wereld,
komt Gij zelf ons tegemoet,
kwetsbaar als de kwetsbaarste van ons.
Ondenkbaar evenbeeld.
En wij, die nog gelijken moeten worden.

        ‘Niet als een teken aan de hemel…’

Eens is een mens geboren zoals Gij wilt zijn.
Een kind zoals een ander.
Thuis in de kring van kleine lieden,
heeft Hij uw geheim ontwaard.
Zijn ziel geopend.
En bewogen door het schriftwoord,
u overal gezocht.
Bij zoekenden, vermoeiden, vreemden,
lammen, hongerigen, blinden.
Hij heeft het leed geheeld,
de onmacht en de twijfel niet ontweken,
de dood zelfs als zijn onontkoombaar lot gezien.
En nog zijt Gij zijn enig licht gebleven.

        ‘Niet als een teken aan de hemel…’

En op de laatste avond……

Die mens hebt Gij omarmd,
een beeld van uw voltooide schepping.
En niets van zijn bestaan was tevergeefs.
Wat Hij gedaan heeft
en de sintels van zijn woord
doen heilig vuur ontbranden.
Zijn levensecht verhaal
ontketent kracht.
Zijn geest doet mensen vrij
en onbevangen alles geven
voor een nieuw begin.

        ‘Niet als een teken aan de hemel…’

Dat onze ogen wennen aan het licht
waarin Hij heeft geleefd.
Dat menswording ons hoogste doel wordt.
Dat wij elkaar niet loslaten.
Dat wij niet breken, dat wij oprichten.
Dat wij mateloos leven geven,
onderdak en brood.
Dat wij ons vreedzaam naar u keren,
Vader van de hele mensheid.

Onze Vader…

Communie : harpmuziek (Ward)

Communielied nr. 319: ‘Vanwaar zijt Gij gekomen’

Slotbezinning

 ‘In de langste nacht van het jaar
is de stilte heilig.
Want zonder haar
kan je de boodschap niet verstaan
die herders in het oor klinkt
en die de wijze uit zijn slaap haalt.

Laat het zwijgen alle blind geraas.
Voor het kind van de onschuld.
Voor de moeder die zichzelf vergeet.
Voor de vader die niemand achterlaat.
Voor de naamloze die aandacht krijgt.
Voor de zwerver die een thuis vindt.
Voor de buur die met verzoening komt.
Voor de troost die iemand heelt.
Voor de eenzame die ergens gast is.
Voor het hart dat onrecht recht trekt.
Voor de liefde telkens ze weer mens wordt.

Het is Gods manier om geruisloos
en iedere keer anders
op aarde te verschijnen.                      (Kris Gelaude
)

Zegening

------