------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




22 juli 2007: 16° zondag

Over gastvrijheid (Genesis 18 / Lucas 10,38 – 42)

Marcel Brakers

Openingszang 25: “Onze hulp is in de naam van de Heer”

Gebed
Hoe goed is het God,
Hoe aangenaam
Als vrienden samen zijn.
Hoe goed is het
Om hier de plaats te vinden waar
Ruimte geschapen wordt,
Geleefd onder de sterren van uw liefde,
Een schuilplaats van uw Geest.

Aan U de dank
Voor wat ons kostbaar is:
De gave van de vriendschap,
Van gedeelde liefde,
Van genade, die gevonden wordt
Ook in de ogen van elkaar.

Liefde,
Verscholen en verborgen,
Moet wel sterven
Als zij niet in het licht gedijt.
Liefde,
Die schuil gaat achter vrees,
Groeit niet
En draagt geen vrucht.
Geef daarom onze liefde
De zonneschijn van uw genade,
De gloed van uw bevrijding.

Dat bidden wij
In Jezus’ naam,
Die ons niet langer slaven noemde,
Maar telde tot zijn vrienden.             (S. de Vries)

Inleiding

Zomerse avonden. We nodigen gasten uit. Er is barbecue, een lekker gekoeld wijntje en een gezellige babbel. Belangrijk is het om goede gastheer en gastvrouw te zijn. Gasten een gevoel van respect en aanvaarding geven, met takt luisteren naar hun verhalen, discussiëren over politiek, overtuigd maar niet te hevig, zodat de sfeer niet bedorven raakt. Dat alles noemen wij gastvrijheid en hoewel wij, westerlingen, toch meer op onszelf geplooide wezens zijn, vinden we deze kwaliteit belangrijk. Over gastvrijheid gaan ook de twee lezingen van deze zondag. U weet wel, de zo geroemde oosterse gastvrijheid. Maar, ik wil u nu al waarschuwen, misschien wordt in Bijbel daarmee iets heel anders bedoeld dan wat ik net beschreef als onze gastvrijheid.Ik heb de lezingen van deze zondag als een voortzetting of variant van vorige zondag gelezen toen het verhaal van de barmhartige Samaritaan werd gelezen. Lucas heeft van de parabel en het bezoek aan Martha en Maria niet toevallig één geheel gemaakt. Dat lijkt misschien vergezocht, en daarom enige verklaring.
De eerste lezing uit het boek Genesis gaat over het bezoek van de drie vreemdelingen aan Abraham, terwijl in het evangelie verteld wordt hoe Jezus een bezoek brengt aan Martha en Maria. Waar ligt de link tussen de parabel van de barmhartige Samaritaan en het bezoek van de drie vreemdelingen? Om dit te begrijpen moeten we ons voorstellen wat het betekent dat een groepje kwetsbare nomaden met zijn kudde schapen en geiten door een karig begroeid gebied zwerft. Er is zo weinig voedsel voor handen dat men elke dag moet verder trekken. Zwervende families zijn veel kwetsbaarder dan sedentaire. Ze hebben geen omheiningen, geen stevige huizen. Niet alleen loeren roofdieren op de kudde, in de woestijn loopt ook allerlei gespuis rond dat liefst de samenleving ontvlucht, dat ook honger heeft en zich graag wil verrijken. Wat doe je als plots enkele vreemdelingen voor je tent staan? Misschien zijn het kwetsbare reizigers die zelf beducht zijn voor de omgeving, maar het kunnen even goed schurken zijn die je willen vermoorden, je vrouw verkrachten en met de buit gaan lopen. Oosterse gastvrijheid wordt met andere woorden niet in een burgerlijke sfeer beoefent zoals wij dat doen. Op het ogenblik dat vreemdelingen voor je tent staan stelt zich niet de vrijblijvende filosofische vraag ‘wie je naaste wel is’, maar, zoals André vorige zondag betoogde, sta je voor een dwingende keuze. Abraham, zo zegt het verhaal, laat zich raken door het onbedwingbare appèl van het moment. Onberekend stelt hij alles wat hij heeft voor hen ter beschikking.
De vergelijking met de parabel van de barmhartige Samaritaan houdt daarbij niet op. André stelde de vraag ruimer: wat als er honderd gekwetsten naast de weg liggen? Is daarom naast het persoonlijke engagement niet een structurele aanpak nodig? Toegepast op gastvrijheid: gaat het niet alleen om een open onthaal voor wie aan je deur aanklopt, maar ook om de vraag naar onze samenleving en haar gastvrijheid? Geeft het verhaal van Abraham niet te denken als je ziet dat een landloze zwerver tot grotere gastvrijheid in staat is dan een sedentaire, welgestelde burger die meent allerlei ‘bezit’ te moeten afschermen?

Genesis 18: bezoek van de drie vreemdelingen, Jeugdbijbel p. 19-20.

Lied 17: “Hij die woont in eeuwig licht”Lucas 10, 38 – 42

Homilie

Gastvrijheid is allerminst een evidentie. Als verwanten van chimpansees en bonobo’s hebben we de eerder de neiging om ons territorium af te schermen, de lekkerste hapjes voor onszelf in te pikken, de beste slaapplaats op te eisen, enz. Ik mag daarbij niet overdrijven, want recent onderzoek heeft aangetoond dat ook bij de apen belangeloos gedrag voorkomt. Mensen hebben de neiging hun bezit af te bakenen, zich af te schermen, hun collectieve rijkdom en cultureel bezit te verdedigen tegenover de buitenwereld die men als een bedreiging ervaart. Vanuit een evolutionair denken kan men gerust stellen dat ons dit gedrag als ingebakken zit en dat een andere betekeniswereld, vb. een religieus gebod, ons moet treffen willen we ons anders gedragen en open opstellen.

Anderzijds wijzen hedendaagse filosofen (o.a. G. Bataille) erop dat men in de voorbije tijd zich teveel door dit Darwinistische denken heeft laten beïnvloeden en dat de mens even oorspronkelijk een andere persoonlijkheid in zich draagt. De mens is eveneens tot vriendschap in staat, tot gastvrijheid, tot verspillen en soms verbrassen van zijn bezit. De mens is niet alleen dat vechtersbaasje dat met gesloten vizier loert naar de ander, maar ook de flierefluiter, de onbezorgde dagjesmelker, de spontane en liefdevolle vriend en lotgenoot, diegene die zich laat ontroeren of vertederen door de kwetsbaarheid van een ander. In die context zou ik denken dat het religieuze gebod tot gastvrijheid vooral een beklemtoning is van wat spontaan in ons leeft, maar dat dikwijls overwoekerd wordt door die andere, egocentrische, angstige kant.

Wanneer ik vanuit deze achtergrond opnieuw de lezingen van deze dag overdenk, dan ben ik vooral getroffen door de onverwachte overvloed, de onberekende toegift die mensen in gastvrijheid te beurt valt. Gastvrijheid zorgt voor een onverwacht geluk, een explosie van leven en lichtheid. In het verhaal over Abraham en Sarah wordt dit uitgedrukt met de belofte van vruchtbaarheid. Ook al zijn beiden de gebruikelijke leeftijd voorbij, toch zal hun een kind worden gegeven, en met het kind toekomst, perspectief, huiselijke warmte, een onverwacht gevoel met een overrompelend religieus vertrouwen. Zo is God, zo overvloedig als de blijheid van de gastvrijheid. Diezelfde overvloed spreekt ook uit het bezoek van Jezus aan Martha en Maria. De pointe van het verhaal is hier niet of je bij een bezoek allerlei lekkere hapjes moet klaar maken dan wel gastvrouw of gastheer te spelen door te zitten en te luisteren. De pointe is hoe gastvrij wij zijn om de persoon van Jezus op te nemen, en wellicht in het verlengde daarvan, de leerling (één van die 72) die later in zijn naam zal uitgezonden worden.

Na de dood van Jezus ging men dit invullen als: het Woord met heel zijn hart beluisteren, breken van het brood in Zijn Naam als symbool van die gastvrijheid. En in het verlengde daarvan ligt de parabel van de barmhartige Samaritaan, dat Lucas net voor deze vertelling heeft geplaatst. Telkens opnieuw richten de teksten zich tot dat stuk in ons dat niet berekenend is, dat zich niet wil laten beetnemen door een economie van overschotten en export, een stuk in ons dat plezier vindt in zichzelf verliezen, in nutteloos en soms belangeloos gedrag, dat durft leven zonder waarom en waartoe, maar opgaat in een leven volgens hier en nu. Misschien raken we meer geïnspireerd als we niet met opgeheven vinger verwijtend de noodzaak van de gastvrijheid benadrukken, maar wijzen naar het geluk en het gevoel van lichtheid dat men zo op het spoor kan komen.

De Wetgeleerde hoorde het Woord, maar op een rationele, rekenende wijze. Hij wilde een antwoord op de vraag ‘wie is mijn naaste’. Maar Jezus wees hem op de spontane, onverwachte ontmoeting met een gekwetste langs de weg. Je moet op dat ogenblik jezelf overgeven en loslaten in zorgende nabijheid. Het evangelie van vandaag trekt die gedachte door. Als de Heer spreekt, als je zijn Woord hoort, moet je spontaan alles loslaten om helemaal oor te worden, één en al luisteren met hart en verstand. Dan kan het wonder van bevrijding in jou zich voltrekken.

Groot Dankgebed 140: “Die naar menselijke gewoonte”

Na de communie 319: “Vanwaar zijt Gij gekomen”

------