15 juli 2007: 15e zondag
Het verhaal van de barmhartige Samaritaan
André Benoit
Het evangelie van deze
zondag is het verhaal van de barmhartige Samaritaan. In de
religieuze gevoeligheid van onze de kindertijd, was dat een
verhaal dat indruk maakte en bleef hangen.
Sint Martinus, die vanop zijn paard, met een zwaard zijn mantel
in tweeën sneed om de helft ervan aan een bedelaar te geven,
was ook zo een figuur die indruk maakte op ons, maar hij kwam
niet zo veel ter sprake.
De sfeer rond Jezus was eigenlijk anders. Dat kwam omdat vooral
de Goede Week in onze verbeelding bleef hangen. We waren wel
zeer onder de indruk van zijn lijden maar verstonden niet
zo goed waarom dat gebeurd was en verder was het precies alsof
dat ook ónze schuld was en dat wij hem daarom ook graag moesten
zien om hem niet nog eens pijn te doen.
Niets van dit alles in het verhaal van de barmhartige Samaritaan.
Daar ging het er niet om de man die geholpen werd, goed te
laten inzien hoeveel last hij die Samaritaan berokkend had
en hoe veel hij daarom ook van hem moest houden. Dat was dus
een toffer verhaal.
We zullen er nu naar luisteren.
Wat deze tekst al altijd
betekende was dat hier aan ons allen een voorbeeld van naastenliefde
getoond werd en dat dit soort van barmhartigheid eigenlijk
kenmerkend zou moeten zijn voor wie zich christen voelt. Het
is een 'klassieker', een verhaal dat er toe bijdraagt dergelijke
barmhartigheid als een fundament van onze religiositeit te
verankeren.
Een tweede betekenis waar ook al lang op gewezen wordt, slaat
op het verschil tussen de Samaritaan enerzijds en de priester
en de leviet anderzijds. Priester en leviet hebben een speciale,
hogere status in de Joodse gemeenschap van toen en van hen
zou men precies mogen verwachten dat zij zich extra sociaal
en menslievend zouden gedragen. Maar het tegendeel is waar.
De Samaritaan, die was voor de Joden een niet te vertrouwen
vreemdeling (niet van eigen volk) en een minderwaardig iemand.
Maar juist hij toont zich de naaste. Met zijn verhaal wil
Lucas betogen dat voor Jezus, leven volgens de geest van God
niet voorbehouden is aan een volk of ras, of afhangt van een
godsdienstig statuut of kennis van de Wet. In verklaringen
bij deze tekst wordt er ook op gewezen dat priester en leviet
zich ver hielden van het slachtoffer omdat die er voor dood
bij lag en de reinheidsvoorschriften van de wet contact met
een dood lichaam verboden. De wet was voor hen dan blijkbaar
belangrijker dan de mens. De parabel wijst echter in een totaal
andere richting en ook dat behoort tot zijn boodschap.
Een aantal andere elementen van deze parabel hebben we in
de loop van ons leven minder dikwijls of minder uitdrukkelijk
horen vernoemen. Ze zijn ons althans minder vertrouwd.
Een eerste en essentieel punt is dat Jezus eigenlijk geen
antwoord geeft op de vraag van de rechtsgeleerde maar de vraag
omdraait. Wie ís mijn naaste, vroeg de rechtsgeleerde als
reactie op Jezus' eerste antwoord. Maar na het verhaal van
de barmhartige Samaritaan, stelt Jezus zelf een vraag, maar
wel als het ware een omgekeerde. Niet 'wie is mijn naaste,
voor wie moet ik zorgen?' maar wel: 'wie gedroeg zich als
naaste? en 'waaruit bleek dat' ? Belangrijker dan in het algemeen
weten wie je als je naaste moet behandelen, is inzien dat
jijzelf naaste moet zijn voor anderen en hen barmhartigheid
betonen. Dit besef, deze overtuiging is het belangrijkste
en niet een klare omschrijving hebben van wie die anderen
zijn.
Een tweede punt dat nauw samenhangt met het voorgaande, is
dat Jezus geen opsomming of indeling of sluitende definitie
wil geven van wie je naasten zijn. Dat had de rechtsgeleerde
wellicht verwacht en daarover zou men dan eens goed kunnen
discuteren en zien wie het best de Schrift of de Wet kende.
In de plaats daarvan suggereert het verhaal dat een relatie
van naaste in concrete omstandigheden ontstaat, men wordt
naaste in de directe confrontatie met de medemens in nood.
Het gaat om een antwoord in een situatie waar je mee te maken
krijgt en waar je de keuze moet maken: in een boog om deze
man verder gaan of hem aanraken en aangeraakt worden.
Het gaat, met andere woorden, om een oproep om zich als naaste
te gedragen in concrete en wisselende en dikwijls onduidelijke
of ambigue omstandigheden. Men heeft dan geen uitgewerkt handboek
of gedetailleerde regels (met reinheidsvoorschriften) om op
terug te vallen. Men heeft alleen de oproep en het geloof
dat men deze oproep niet kan negeren zonder aan de eigen roeping
tekort te doen. We zitten hier dus terug bij de kern van wat
zending in Jezus' geest betekent en waarover Marcel het vorige
zondag had.
Een ander punt is dat het hier wel om een oproep gaat die
radicale eisen stelt en een radicale houding van hoop en geloof
veronderstelt. Het gedrag van de Samaritaan is immers niet
evident voor wie de logica van de redelijkheid en 'het gezond
verstand' zou volgen of voor wie garantie op resultaten verlangt
voor al wat hij doet. Welke garantie had de Samaritaan? Misschien
ging de overvallen man hem inderdaad wel besmetten. Of zou
de waard hem bedriegen en de man niet goed verzorgen. Of misschien
had de man de vechtpartij zelf uitgelokt, of was hij lid van
een rivaliserende bende, was het zijn eigen schuld. En wat
was de zin van één enkel iemand te helpen wanneer er misschien
elke dag mensen overvallen werden, was dat niet een druppel
op een hete plaat? Misschien had de Samaritaan daar allemaal
wel aan gedacht maar besloot hij: 'allemaal goed en wel, maar
ik kan die man toch zo niet laten liggen'.
Na het lied 22 luisteren
we naar een korte tekst die ons nog op andere gedachten brengt...
"Tegenover elk menselijk
lijden
zet je niet alleen in om het onmiddellijk te verzachten
maar ook om de oorzaken ervan te bekampen
zet je niet alleen in om de oorzaken te bekampen
maar ook om het onmiddellijk te verzachten
niemand kan zich echt goed of een rechtvaardige noemen
zolang hij niet besloten heeft zich met al zijn mogelijkheden
aan elk van deze beide taken te wijden "
Deze tekst is een vertaling
van wat ik me herinner van een tekst die jarenlang op de omslag
van het tijdschrift Faim et Soif' van Abbé Pierre stond.
Tekst die ook jarenlang aan de wand van mijn kantoor gehangen
heeft. Ik wil hiervan uitgaan voor twee aanvullingen bij het
verhaal van de barmhartige Samaritaan.
" Tracht niet alleen
menselijk leed onmiddellijk te verzachten maar span je ook
in om de oorzaken weg te nemen". Dit tweede aspect van
naastenliefde komt in de parabel niet aan bod. Misschien heeft
de parabel er op die manier toe bijgedragen dat christelijke
naastenliefde gemakkelijk geassocieerd wordt met directe,
persoonlijke hulp aan een concrete mens in nood.
In ontwikkelingssamenwerking
of in het welzijnswerk spreekt men daarnaast ook van structurele
hulp. Hierbij gaat het dan om steun aan hele groepen of sectoren
van een samenleving (waarvan men natuurlijk alle gezichten
of persoonlijke geschiedenissen niet kent), stelt men de
vraag naar de oorzaken van armoede en ellende en tracht men
hieraan iets te doen. Dat ligt soms moeilijker in ons spontane
christelijk barmhartigheidsgevoel (vgl. Helder Camara die
ooit zei: " wanneer ik de armen help, dan vindt men mij
een goede christen, maar wanneer ik vraag waarom ze arm zijn
dan vindt men mij een communist"). We zouden daarom de
parabel wat kunnen aanvullen: wat indien er niet één maar
10 of 100 of 1000 mensen langs de weg zouden liggen, wat zou
de Samaritaan dan doen? Wat indien dit zeer regelmatig zou
gebeuren, hoe zou dit moeten aangepakt worden? Wat indien
de Samaritaan zich, op weg naar de herberg, zou beginnen afvragen
waarom zulke dingen langs de weg van Jeruzalem naar Jericho
gebeuren en hoe men die oorzaken zou kunnen bestrijden. Indien
hij met al deze vragen zou bezig geweest en er iets mee willen
doen hebben zonder de man langs de baan daarbij te vergeten,
dan zou hij heel wat meer problemen gehad hebben en nog andere
dingen moeten doen hebben: bv. een organisatie oprichten (zoals
'Samaritanen zonder Grenzen' of 'Samaritaans Delen" )
of de overheid onder druk zetten om iets aan het probleem
te doen ( bv. 'meer blauw' op de weg van Jeruzalem naar Jericho
of nagaan wat voor mensen de rovers zijn en of er aan hun
situatie iets kan veranderd worden). De Samaritaan zou het
zichzelf extra moeilijk gemaakt hebben, maar zou daarom niet
minder barmhartig geweest zijn.
Mijn tweede aanvulling is de volgende. Jezus suggereert dat
je niet moet trachten het universum van je naasten af te lijnen
('die wel en die niet') maar gehoor moet geven aan de radicale
oproep tot naastenliefde. Maar in feite zullen we allen toch
meer de naaste worden van de ene mens of groep van mensen
dan van de andere en iets van radicaliteit meer kunnen waarmaken
tegenover de ene dan tegenover de andere. Ook dit wordt wel
gesuggereerd in de parabel: de omstandigheden maken je tot
de naaste van een ander. Maar dat neemt niet weg dat wie echt
openstaat voor de oproep, in de soms vertwijfelde spanning
leeft van het besef van de talloze, over de verre en nabije
wereld verspreide 'naasten' en de beperkte mogelijkheden om
direct of indirect hun naaste te worden. In zulke spanning
is niet alleen trouw aan de roeping nodig maar speelt ook
iets mee van geloof en hoop en nederigheid en 'loslaten'.
|