15 mei 2007: Hemelvaart
Opgenomen in Gods heerlijkheid
Marcel Braekers
Openingszang 511: “Al
heeft Hij ons verlaten, Hij laat ons nooit alleen”
Inleiding
Hemelvaart
werd vroeger dikwijls verbonden met het gebruik van “dauwtrappen”.
Men ging dan heel vroeg in de morgen, wanneer de dauw nog
op de velden lag, wandelen in de natuur. Dauw zag men als
de uitdrukking van de hemel die de aarde raakt. Samen wandelen
in de stilte van de natte velden was daarom een concreet gebaar
waardoor men het aangeraakt worden door het heilige beleefde.
Ik vind het een mooi perspectief om het feest van de Hemelvaart
van Jezus te bekijken. Jezus als door de hemel aangeraakt,
zoals trouwens ook ons leven door het heilige wordt geraakt.
Misschien wordt deze poëtische betekenis verstoord door de
vreemde verteltrant van het relaas van de hemelvaart: naar
de hemel kijken, engelen die verschijnen, een wolk die het
zicht wegneemt, enz. Laat je niet door deze tijdsgebonden
voorstelling afleiden of lees ze als poëzie van 2000 jaar
geleden, die gegroeid was vanuit een nog oudere Bijbelse traditie.
In het boek Genesis staat reeds dat Henoch na 365 jaar geleefd
te hebben plots was verdwenen, want God had hem opgenomen
(Genesis 5, 23-24). Mensen geloofden dat Elia op een vurige
wagen ten hemel was gevaren en zou terugkomen om het volk
voor te bereiden op de Dag des Heren (2 Koningen 2,11 en Mak.
3,23-24). En in het boek Daniël is sprake van een ‘mensenzoon’
die ooit zal verschijnen om recht en gerechtigheid te brengen.
Waarschijnlijk wist men reeds in de tijd dat Lucas dit verhaal
optekende, dat het om een symbolisch verhaal ging met een
mystiek element, want voor de rabbijnen was de vurige wagen
(Merkaba) een beeld van extase en ontrukt worden in God. Doorheen
deze archaïsche beelden wordt ons m.a.w. verhaald over de
aanwezigheid van God in Jezus en over de ontmoeting tussen
het aardse en het hemelse. Daarover gaat dit feest: vandaar
de leuke idee van dauwtrappen, misschien moet je het eens
proberen, liefst op blote voeten, omhuld van stilte en in
eerbied luisterend. Kijk je dan omhoog dan zie je altijd wel
hier of daar een leeuwerik die probeert boven in de hemel
te geraken.
Gebed
Jij, Onnoembare
Tot wie wij onze handen heffen
Voor wie wij tot de aarde buigen:
Wees hier aanwezig.
In mensen ons nabij, in deze gemeenschap
In alles om ons heen
En in de diepte van ons hart.
Behoed ons opdat we niet blijven staren
Naar wat voorbij is
Krampachtig ons vast te klampen aan wat ontglipt,
Maar dat wij durven staan in de stroom van het leven,
In een leven van vinden en verliezen en weer vinden,
En dat wij daarin U ontdekken
Als een betrouwbare rots
Lied 113: “Eert God
die onze Vader is”
Lezing uit de Handelingen
van de apostelen 1, 1-14: Het hemelvaartverhaal naverteld
door Nico ter Linden in: Koning op een ezel. (p.
225-227)
`Ik zit nog vaak aan
dat mooie paasverhaal van Johannes te denken,' zei Lucas
op een avond tegen Matteus, `Jezus die in levenden lijve
aan zijn volgelingen verschijnt. Hij blaast op hen en zegt:
"Ontvang de adem van God, ontvang de heilige Geest"
en stijgt vervolgens ten hemel op. Ik ga daar ook over schrij-
ven, maar ik wil het anders doen. Ik maak er drie afzonderlijke
verhalen van. Wat Johannes op één dag laat geschieden, zal
ik dan in de tijd uit elkaar halen.' `Dus je begint met
een paasverhaal,' zei Matteus.
`Ja,' zei Lucas, `maar eigenlijk heb ik dat al geschreven,
dat herinner je je nog wel, over onze wandeling, samen,
terug naar Emmaus. Dus moet ik nu een verhaal over de hemelvaart
van Jezus maken. Veertig dagen na Pasen lijkt mij daarvoor
een passend moment. En dan kan ik precies op ons aloude
pinkster- feest, vijftig dagen na Pasen, van de uitstorting
van de heilige Geest vertellen.'
`Dat klinkt goed,' zei Matteus. `Wil je het horen?'vroeg
Lucas de volgende morgen, `mijn ver- haal over Jezus' hemelvaart?'
`Je hebt er geen gras over laten groeien,' zei Matteus.
`Ik schreef het in één keer op. Ik had voor dat verhaal
een wolk nodig en ik vond ook dat Mozes en Elia er weer
in voor moesten komen, die twee profeten van lang geleden.
Ineens dacht ik toen aan dat geheimzinnige verhaal van Jezus
die op een berg met Mozes en Elia sprak over zijn naderende
dood. Stralend witte gestalten waren het, het was daar al
een beetje hemel op aarde. De discipelen wilden het graag
zo houden, ze wilden er drie tenten bouwen, een voor Jezus,
een voor Mozes en een voor Elia. Plotseling bedekte een
dikke wolk de top van de berg. "Hij is mijn zoon,"
zei een stem, "hoort naar hem." Toen de wolk was
opgetrokken, stond alleen Jezus daar nog. Mozes en Elia
waren verdwenen, de droom was over, het visioen voorbij.
"Kom," zei Jezus tegen zijn leerlingen, "laten
wij weer naar het dal gaan, naar waar de mensen wonen."'
`En die geschiedenis heb jij gebruikt voor je hemelvaartverhaal?'
zei Matteus.
`Ja,' zei Lucas, en hij vertelde:
`Veertig dagen lang is
Jezus na zijn dood nog in dromen en visioenen aan zijn discipelen
verschenen. Zo konden zij er een beetje aan wennen, dat
hij er niet meer was en dat zij zijn werk moesten voortzetten.
Jezus sprak met hen over het koninkrijk van God, dat eens
zal komen. Waar hij zijn voeten had gezet, was het er al
een beetje geweest. Eens zou het er helemaal zijn, het rijk
van God. "Geloof dat maar," zei Jezus.
Ze zaten op de Olijfberg. Het was de laatste keer dat Jezus
aan hen verscheen, maar dat wisten ze nog niet. "Wanneer
kom je terug?" vroegen ze. Daar bedoelden ze mee: "Wanneer
komt het koninkrijk van God?"
"Dat weet geen mens," zei Jezus. "Dat weet
God alleen. Zorg er maar voor dat het gauw kan komen. Kijk
ernaar uit, naar het grote feest. Leef ernaartoe, in mijn
geest."
"In jouw geest?" vroegen
de discipelen.
"Ja," zei Jezus. "Want ik laat jullie niet
zomaar achter. De geest van God die in de profeten leefde,
in Mozes, in Elia, en in mij, zal ook in jullie zijn, waar
je ook gaat. Blijf bij elkaar, blijf in Jeruzalem, dan zal
mijn Vader die geest ook aan jullie geven."
En zie, terwijl Jezus deze woorden sprak, werd hij omhoog
geheven, hij voer ten hemel op. Toen onttrok een wolk hem
aan hun ogen, zij zagen Jezus niet meer. Nu was het aan
hen om op de aarde als goede dienaren in de geest van Jezus
te leven.
Ze maakten alleen nog geen aanstalten, ze stonden als verlamd
naar de hemel te staren. Maar zie, plotseling waren daar
weer dezelfde twee stralend witte gestalten die nog niet
zo lang geleden, ook op een berg, uit den hoge waren verschenen,
Mozes en Elia. "Wat staan jullie toch naar de
hemel te turen? Richt je liever op de aarde, waar de mensen
wonen."
Toen zijn de discipelen naar Jeruzalem teruggekeerd. Zij
gingen naar de bovenzaal waar ze nog niet zolang geleden
met Jezus het paasmaal hadden gevierd. Nu zal de heilige
Geest wel gauw komen, dachten ze.'
Lied 317: “Moge ons
voor waar verschijnen die genoemd wordt Zoon der mensen”
Homilie
Waarvan leven mensen? Waarvoor leven ze?
Ik denk meestal voor hun gezin, hun partner, enkele vrienden,
soms hun job, in het beste geval ook nog voor enkele hobby’s.
Indien echter binnen dat weefsel niet iets uit de band springt
en ons kan overrompelen, dreigen we te verstikken in alledaagsheid.
Is het niet zo dat, met uitzondering voor enkele kunstenaars
en bevlogen mystici, ons leven zich altijd aan de grens beweegt
waarbij aan de ene kant de grijsheid ons in zijn greep dreigt
te krijgen en aan de andere kant dat verlangen leeft om te
ontsnappen, om zich over te kunnen geven aan iets dat absoluut
is? Misschien kunnen de twee niet zonder elkaar, alhoewel
toch dat grijze en alledaagse altijd weer de overhand wil
nemen en helemaal beslag wil leggen op onze geest. Vandaar
mijn poging om dit feest van Jezus’ hemelvaart eens op een
heel andere manier te begrijpen.
Om dat te kunnen moet ik eerst enkele bakens uitzetten. Allereerst
dit: Pasen, Hemelvaart en Pinksteren zijn niet drie gebeurtenissen
die zich in de tijd achter elkaar afspelen, maar slechts één
moment, weliswaar vanuit drie verschillende gezichtspunten
bekeken, waarin iets onvoorstelbaar nieuw aan het licht kwam
- met Jezus, met ons en heel de wereld. Je zou het een explosie
van goddelijke kracht kunnen noemen, waarvan de wereld tot
dan toe geen besef had gehad. Dat God kracht was, dat Hij
mensen in nood nabij is en werkzaam in hun gemoed om zich
te bevrijden uit neerdrukkende kwelling, was reeds bekend
doorheen de geschiedenis van het Joodse volk. Maar dat zijn
kracht zodanig kan zijn dat geen dood of doodsheid Hem belet
aanwezig te zijn drong pas tot mensen door dankzij Jezus.
Met dit als gegeven begrijp ik het verhaal van
de Hemelvaart als een mystiek verhaal, verteld in een taal en
met beelden van die tijd.
Neem het getal veertig. Lucas schrijft dat Jezus gedurende veertig
dagen in hun midden was. Waarom veertig dagen? Was er iemand
die de kalender had bijgehouden? Ik denk het niet. Veel belangrijke
verhalen in de Bijbel hebben met veertig te maken: Mozes bleef
veertig dagen op de berg, veertig jaar duurde de tocht door
de woestijn, Elia stapte veertig dagen en nachten vooraleer
aan te komen op de berg, Jezus verbleef veertig dagen in de
woestijn. Wellicht wilde Lucas door dit getal te gebruiken een
aantal gebeurtenissen met elkaar in verbinding brengen en zo
aan de dood van Jezus een eigen inhoud geven. De veertig jaar
in de woestijn hadden een zuiverende functie, net zoals de veertig
dagen van vasten, waarbij men waarachtige menselijkheid en solidariteit
ontdekte. Dat Mozes anderzijds veertig dagen op de berg verbleef
was voor de rabbijnen en later voor de mystici een bijzonder
moment van Godsontmoeting. Zo beschrijft Dionysius de Areopagiet
hoe Mozes bij elke stap naar boven al het bijkomstige aflegde
tot hij uiteindelijk in leegte, zonder kennis of voorstelling
van God in stilte bleef wachten. De echte ontmoeting met God,
het ondervinden van zijn genezende kracht veronderstelt een
uitzuivering, het heeft te maken met het vinden van een nieuwe
solidariteit en het afleggen van alle bijkomstigheden.
Dat een wolk plots het zicht belette had een dubbele betekenis:
de wolk was altijd reeds symbool van Gods aanwezigheid. Tijdens
de dag ging God in een wolk voor het volk uit en ’s nachts in
een vuurzuil. Tegelijk bewerkt de wolk hier, net als de steen
voor het graf, de afscheiding tussen het heilige en het profane,
het goddelijke en het alledaagse.
En via engelen geeft Lucas een duiding aan het gebeuren: ‘blijf
niet naar boven kijken. Kijk in de diepte van je hart, kijk
om je heen. Daar is voortaan de Geest van Jezus te vinden.’
Dit verhaal van ‘ontrukt worden’ zoals Schillebeeckx het noemt
(in: Jezus, het verhaal van een levende) is dus een variant
van het lege graf, van de geschiedenis van verschijningen en
van de neerdaling van de Heilige Geest. Eigenlijk gaat het slechts
om één moment dat voortaan de geschiedenis gaat bepalen: een
moment van Openbaring van God. Hij is kracht, Hij is Licht,
Hij is omhullende Stilte, Hij is anders dan alle kennis of voorstelling.
Vandaar de uitnodiging aan ons, net als die tot de leerlingen
gericht: om samen te zijn en in gebed te leren wachten tot we
aangestoten worden door een andere kracht dan die we tot hiertoe
kenden, tot we opgericht worden om in ons leven van elke dag
Licht aan elkaar door te geven.
Groot
dankgebed
Na de
communie 609: “Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld”
Jezus’ hemelvaart
Toen ging Hij de gemeenschap
van de zijnen
Voor naar Bethanië. Hij hief de handen
Om hen te zegenen. Terwijl Hij scheidde
Werd Hij voor hun gezicht in licht veranderd.
Met grote blijdschap – en die kwam door Hem –
Keerden zij weder naar Jeruzalem.
A.
van Wilderode
|