14 januari 2007: 3° zondag
God wil zich verloven met deze wereld (Jo.
2)
Marcel Braekers
Openingslied nr.
1: “Heerlijk is het te loven de Heer”
Heerlijk is het te loven
de Heer
Te bezingen uw naam Allerhoogste.
Met de dageraad uw goedheid te roemen,
Heel de nacht uw trouw.
Gebed
Zoals het licht
Ons elke morgen
Nieuw verschijnt,
Ons wekt
En koestert
Met zijn stralen –
Wek Gij, God,
Zo ook mij.
Zoals de zon
Geen dag
Ons in het donker laat –
Laat mij uw trouw
Ook nu weer dagen.
Schep doorgang
Aan wat zorgen baart,
Wat angst aanjaagt
En zet mij
Recht weer op mijn voeten:
Niet moedeloos,
Niet hopeloos verlamd
Maar opgericht,
Met opgeheven hoofd
Tot U,
Mijn Zon
Mijn dag, mijn licht. (S.
de Vries)
Lofzang 112: “Zingt
van de Vader, die in den beginne de mensen schiep … ”
Inleiding
In de Bijbel wordt de relatie
van God met zijn volk dikwijls uitgedrukt met het mystieke
beeld van het huwelijk. Niet toevallig schreef Ruusbroeck
zoveel eeuwen later zijn meesterwerk met als titel Die Gheestelike
brulocht. Vooral de profeten maken gebruik van dit beeld om
te beschrijven hoe God verlangend uitziet naar zijn volk zoals
een minnaar hoopt op een teken van antwoord van zijn geliefde.
De profeet Ezekiël bij voorbeeld beschrijft heel uitvoerig
hoe Israël als een vondelingenmeisje langs de weg lag, trappelend
in haar bloed, hoe God haar vond, met zout en zand schoonmaakte
en ervoor zorgde dat ze kon opgroeien tot een mooie, jonge
vrouw. Maar hoe die vrouw haar schoonheid aan een ander gaf.
En elke keer vervolgt dan de tekst met de klacht van God:
ach, mocht mijn volk toch maar naar mij omzien, mochten ze
mij weer erkennen als die Ene, de Levende en Reddende, Ik
zou hen onmiddellijk weer aannemen als mijn kinderen.
Misschien is het in het
hedendaagse levensgevoel een beetje ouderwets geworden om
in romantische beelden van een liefdesrelatie te spreken over
Gods aanhankelijke trouw tegenover de mens, maar je vindt
in geen enkele godsdienst zulke prachtige teksten die de gelijkheid
van de twee partners erkennen en verwoorden en daarmee de
fundamentele vrijheid van de mens respecteren.
Ik heb je mooi gemaakt,
je uit je de verlatenheid en verachting door overheersers
weggehaald, zegt God. “Je noemt je niet langer Verlatene en
je land niet langer Troosteloos oord” staat in de eerste lezing.
En in het evangelie beschrijft Johannes het optreden van Jezus
met een mystieke beeld via de bruiloft te Kana. Opnieuw komt
het beeld terug: godsdienst en geloof zijn een feest. En als
dit blije en feestelijke verdwijnt moet men terugkeren naar
de bron van zijn geloof, zoals Jezus deed.
Ik besef wel dat zulke
taal gemakkelijk kan ontsporen naar een wereldvreemde zweverigheid.
Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat in een periode waarin
het geloof fel ter discussie staat niet het redelijke systeem,
de uitleg van de dogma’s of de christelijke morele principes
het geloof een nieuwe impuls geven maar wel de mystieke gegrepenheid
en het radicale engagement in de wereld.
Inleiding op Jesaja
De tekst die we dadelijk
horen komt uit het laatste deel van de Jesaja-profetieën,
ook wel de derde Jesaja genoemd, omdat men tegenwoordig aanneemt
dat deze boekrol uit drie grote delen bestaat. De anonieme
profeet trad op in de periode 537 en 520. Een eerste groep
bannelingen is mogen terugkeren naar hun thuisland. Men is
begonnen aan de moeizame heropbouw van de tempel en het land.
Naast diegenen die terugkeren is er de kleine groep van blijvers,
maar ook van vreemdelingen die zich vestigden op de lege plekken.
De profeet voelt zich daarom voor de opdracht staan om te
zoeken naar een nieuwe eenheid. Daarom wil hij degenen, die
terugkeren en ontmoedigd zijn om wat ze er vinden, moed inspreken
en hen hoop geven. Vandaar deze blije en hoopvolle tekst waarbij
het beeld van een huwelijk tussen God en zijn volk centraal
staat.
Jesaja 62, 1-5
Lied 214: “Op
een God die door de eeuwen om zijn trouw bezongen is”
Johannes 2, 1-12
Homilie
Misschien herinnert u zich
nog dat u in uw collegetijd De Witte van Ernest Claes moest
lezen. Twee tegenspelers in het boek zijn pastoor Munte en
de smid, de socialist van het dorp. Pastoor Munte had die
zondag gepreekt over de bruiloft van Kana, voor hem de mooiste
passage in heel de Bijbel. De pastoor dronk zelf graag een
goed glas wijn en dat Jezus mensen met zijn mirakel uit de
penarie had geholpen vond hij ontroerend. Maar de smid had
met een andere ingesteldheid naar de preek geluisterd en had
even uitgerekend hoeveel liter wijn er niet gedronken was:
6 kruiken elk met een inhoud van 80 à 120 liter; dat kon tellen.
De smid zag er een mooie kans in om de pastoor te jennen,
die op zijn beurt helemaal ontdaan was, want zo had hij het
verhaal nooit bekeken. Wij zouden op vandaag zeggen: noch
de pastoor noch de smid hadden gelijk, want ze begrepen het
verhaal veel te letterlijk. Zoals op zoveel andere plaatsen
is ook deze tekst van Johannes één grote opeenstapeling van
symbolische verwijzingen. (cfr. J. NIEUWENHUIS, Johannes de
ziener. Kok, Kampen, 2004,52-59)
Ik noem er een aantal.
-
Dit verhaal is in het evangelie van Johannes het eerste
teken van Jezus. Daarom staat er “op de derde dag”. Voor Johannes
zoals trouwens elders in de Bijbel is term ‘de derde dag’
altijd een aanwijzing dat iets heel bijzonder gaat gebeuren
(In het scheppingsverhaal verzamelde God op de derde dag de
wateren zodat land tevoorschijn kwam en God zag dat alles
heel goed was, na dagen van dorst ging Mozes op de derde dag
op zoek naar water, op de derde dag daalde God van de bergtop
af om zijn verbond te sluiten, op de derde dag trok het volk
door de Jordaan, de derde dag van de week was de dag dat men
Israël meestal trouwde, enz. ). Na een periode van wachten
en uitzien gebeurt er iets nieuw zoals ook nu met Jezus optreden.
-
Op de derde dag heeft te Kana in Galilea een bruiloft
plaats. In die godvergeten streek viert men feest. Zoals God
zijn bruid, Israël, huwde in de woestijn, verbindt Hij zich
opnieuw met mensen. Het bruiloftsfeest verwijst naar de tederheid
en trouw waarmee God zich engageert, een engagement dat mensen
feestelijk stemt. Johannes brengt echter een dramatisch element
binnen: de wijn waarmee het feest wordt gevierd raakt op.
Met één eenvoudig beeld wil Johannes zeggen: ons Joodse geloof
(waartoe ook hijzelf had behoord) is leeg geworden. In de
tempel worden wel offers opgedragen, maar het rouwmoedige
hart ontbreekt. De Thora was uitgehold, zonder ziel, letterlijk
verwaterd. Er stonden daar alleen nog 6 kruiken met water.
Het cijfer 6 wijst op iets dat niet af is, dat verlangt naar
de 7, het heilig getal.
-
Op dat ogenblik treedt een belangrijke figuur op: Maria
de moeder van Jezus. Zij speelt een belangrijke rol bij het
nieuwe dat gaat komen. Maria is bij Johannes echter meer dan
de moeder van Jezus. Zij staat voor hem ook symbool voor al
die Joodse gelovigen die uitzagen naar een nieuwe tijd. Zij
komt daarom in het evangelie van Johannes maar twee keer voor.
Hier en onder het kruis. Op het kruis zegt Jezus tegen de
geliefde leerling ‘ziedaar je moeder’, anders gezegd: ‘jullie
aanhangers van Jezus zie daar jullie moeder, het volk waaruit
je komt’, en ‘jij moeder, zie daar je zoon’, Israël zie daar
de nieuwste twijg aan je stam. Johannes was erom bekommerd
dat deze twee geloven tezamen zouden blijven. Maria is representant
van dat deel van het Joodse volk dat uitzag naar een nieuwe
tijd, ze is de belichaming van een bezielde Thora. Daarom
heeft Maria dat vreemde gesprek met Jezus en met de dienaren.
Ze wijst Jezus erop dat het niet goed gaat met het geloof
van haar volk (ze hebben geen wijn meer) en ze zegt tegen
de dienaren: “Doe wat Hij jullie gebiedt”. Het klinkt
als een vermaning naar de leiders van het volk. Ook hier wijst
Johannes erop hoe de twee geloven met elkaar zijn verbonden
en elkaar nodig hebben. Als de uitvoerders van de Wet uitvoeren
waartoe Jezus oproept zal een nieuwe tijd aanbreken.
-
Wat die nieuwe tijd zal zijn zegt Johannes niet zakelijk,
maar met een beeld: de beste wijn is voor het laatst gehouden.
In plaats van het water in de kruiken waarmee men ritueel
de voeten wast is er nu de feestelijk wijn die het hart raakt.
Van binnenuit krijgen de oude voorschriften en rituelen een
nieuwe betekenis. Jezus brengt een nieuwe boodschap over de
eigenlijke aard van God en raakt zo de diepste kern van de
mens. Het vernieuwde geloof is er een van vreugde, bevrijding
en dankbaarheid.
Zo kom ik na een hele omweg
en symbolische lezing van dit eerste teken van Jezus bij een
belangrijke gedachte: zoals het geloof van het oude Israël
dreigt alle geloven altijd en overal dicht te slibben en te
verstollen. Sterker nog: het kàn niet anders dan dat aan de
Blijde Boodschap altijd tekort wordt gedaan. Waarom? In de
eerste verzen van zijn evangelie schrijft Johannes: “het licht
scheen in de duisternis, maar de duisternis kon het niet aan”
(ook vertaald als: maar de duisternis heeft het niet in haar
macht gekregen). Jezus’ boodschap over God is van zo’n overdadige
nieuwheid dat wij haar diepte nooit helemaal zullen begrijpen
en dat we in de praktijk altijd naar verstening toe zullen
neigen. Precies omwille van zijn radicale andersheid zal Gods
verschijnen in de wereld altijd weer verwateren want deze
wereld, wij allen, zijn op andere dingen afgestemd. We moeten
daarom altijd opnieuw weer trachten terug te keren naar die
ongrijpbare kern, uitgedrukt met dat beeld van een nieuwe,
sprankelende wijn die ons wordt aangereikt. Slechts dan kunnen
we genieten van een echte Bijbelse vreugde.
Groot Dankgebed (S. de Vries, Bij
gelegenheid, I, p.266-267: "Kanazondag")
Vreugde
geeft Gij ons te drinken,
uw goedheid
blijkt ons telkens weer.
Zo gaat uw zon over ons op.
Daarom danken wij U
voor het dagelijks brood,
voor de wijn die ons verheugt
en van toekomst spreekt.
En met ieder die van uw liefde leefde
en met alle vrolijke harten
hier bijeen,
stemmen wij in
met het blijvende lied
van hemel en aarde
en zingen U toe:
Heilig, heilig...
U danken wij om Hem,
de vrucht uit de schoot
van uw volk Israel,
het brood uit de hemel.
Jezus, de wijnstok,
op wie wij zijn geënt.
In Hem zijt Gij te lezen;
in Hem herkennen wij
uw trouw
die van wijken niet wil weten.
Hij hield zijn ogen
opgeslagen naar U
en was zo vaak
met ontferming bewogen
over de mensen,
tot in die nacht van verraad,
toen Hij brood nam
en U zegende...
Laat ons in Hem blijven:
ranken, gevoed met leven,
opdat wij vruchten dragen
die opnieuw
God en mensen verheugen.
Onthoud ons uw Adem niet!
Vlaak ons aanstekelijk
en vurig, één lichaam
dat de liefde vieren kan,
dat weet van Kanaän,
uw goede aarde voor mensen.
Breng al uw mensenkinderen
bijeen in dit huis
van uw liefde,
dit land van uw belofte.
Lied na de communie
649: “Kom in mij, win, ontwapen mij.
Slotgebed:
Kanazondag
De wijn is verschraald,
De vreugde verdwenen
De trouw
Vroeg en voortijdig
Gebroken.
Wij staan
Met lege handen,
Onze eigen bronnen zuchten
Onder hun leegte,
En niets
Hebben wij elkaar te schenken
Dan vragen.
Wees Gij dan zelf
De bron van erbarmen
Waaruit wij putten
En elkaar kunnen laven. (S.
de Vries)
|