Kerstmis 2006
Een verhaal als spiegel
|
|
Voorganger: Marcel Braekers
Openingszang: een lied
over de menselijke situatie:
– Giu per la mala via (anoniem 15° E.)
Mijn ziel was verdoold op slechte wegen,
Indien ze niet geholpen wordt, zal vlug de dood volgen.
Indien ze niet geholpen wordt
(herhalen)
De duivel lokt haar met valse beloften
En de wereld nodigt uit tot ongerechtigheid.
Indien ze……
Heb hoop en vertrouwen; ze zullen je sterken;
Je kan niet worden overwonnen zonder je toestemming
Indien ze …
Ga daarom langs het pad dat God je heeft getoond,
Zing de lof van de ene God in de H. Triniteit,
Zing liefde, liefde, liefde
dat grootste goed.
Inleiding
Misschien hebt je daarstraks nog even in
de spiegel gekeken of je haar netjes lag, je oogschaduw niet
was uitgelopen, of je fris voor de dag kwam: niet te stijfjes
maar ook niet te alledaags. Spiegels zijn vreemde voorwerpen,
soms strelen ze onze ijdelheid maar ze kunnen ook hard en
meedogenloos zijn. Ze tonen zonder gêne de eerste rimpels
of grijze haren, het aankomende buikje, de opstapelende cellulitis.
Ik moet hier soms ’s morgens een kraai wegjagen van het raam
aan de inkomdeur, omdat ze de confrontatie met haar spiegelbeeld
blijkbaar niet aankan en met veel kabaal een gevecht tegen
zichzelf begint.
Bij
het woord spiegel denken we meestal aan een voorwerp, maar
dat hoeft niet zo te zijn. We kennen allemaal het gezegde
dat de ogen de spiegels zijn van onze ziel. Ook mensen kunnen
voor elkaar een spiegel zijn. In de psychologie beschrijft
men de levenswereld van een baby als een warrige aaneenschakeling
van indrukken en sensaties, die hij nog niet kan vasthouden.
Lust en onlust wisselen elkaar af zonder dat er al een Ik
is dat alles verzamelt. Wat de baby nog niet kan, doet de
moeder wel. Zij zorgt en verzorgt volgens een rituele regelmaat,
houdt herinneringen vast en droomt van een mooie toekomst.
Op die manier is ze voor haar baby een spiegel waarin het
kind zijn identiteit ziet. Het ziet een samenhang, die het
innerlijk nog niet kan beleven. Daarom is deze eerste vorm
van identiteit tegelijk belangrijk als eenheidservaring, maar
is ze ook een vorm van vervreemding.
Ook
volwassenen kunnen voor elkaar een spiegel zijn. Soms genadeloos
en confronterend als men boos is, soms, als het vanuit liefde
gebeurt, heel inspirerend en helpend om je blinde vlekken
te ontdekken en er bovenuit te groeien.
Ook
beelden en verhalen houden ons, zij het meer vrijblijvend,
een wereld voor van herkenning: als verschrikking, als uitdaging
(denk maar aan de prachtige beeldjes van Giacometti) of als
belofte, als aanklacht of als ontroering. In deze Kerstnacht
wordt ons een verhaal van een geboorte voorgelezen en we horen
profetische woorden vol vermaning en belofte, maar elke keer
zijn deze teksten ook een spiegel naar onszelf. Zeker: het
Kerstverhaal vertelt hoe God deze wereld nooit méér nabij
was dan in dit kind, maar het verhaal laat ons, toehoorders,
in een spiegel zien wat zich afspeelt in een wereld van vluchtelingen
en thuislozen, en stelt daartussen de vraag wat gerechtigheid
is en echte liefde.
Ik
nodig jullie allen uit om met mij mee te kijken. Misschien
moeten we wel samen zien om niet het hoofd af te wenden en
aan andere dingen te denken.
Gebed
Wij danken U, God, voor
Jezus Messias,
Uw Woord uit den hoge, uw trouw aan ons allen,
Dit licht in de nacht.
Hoor ons, als wij bidden, uw wereld gedenken en wie daarop
wonen:
De rijen van mensen
Beschadigd, ontworteld, geveld door geweld,
Gevlucht en verdreven – o God is dit leven? –
Hun toekomst een vraag.
Maak ons tot uw huis, een plek om te schuilen,
Waar recht wordt gedaan,
Waar naamloze mensen gekend en geliefd zijn.
Wij vragen van U dat Gij ons laat dromen
Van uw grote vrede,
Dat Rijk van ons leven dat baan breekt en komt.
Maak ons vredestichters die niet meer vertrouwen op macht
en geweld.
Houd Gij voor ons levend
Het kind dat kan spelen, de vrouw, die mag opstaan,
De mens, die bemint. (S. de Vries)
Lied 305: “Gij verschijnt niet op de wolken
als een God van buitenaf”
Lezing uit
de profeet Micha
(4,1-4 / 5,1-3)
Eens zal de dag komen
Dat de berg met de tempel van de Onnoembare
Rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels,
Hoger dan alle bergen.
Volken zullen daar samenstromen,
Machtige naties zullen zeggen:
‘Laten we optrekken naar de berg van de Aanwezige,
naar de tempel van Jakobs God.
Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen,
En wij zullen zijn paden bewandelen.’
Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht
Vanuit Jeruzalem spreekt de Aanwezige.
Hij zal rechtspreken tussen machtige volken,
Over grote en verre naties een oordeel vellen.
Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers
En hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk,
Geen mens zal meer weten wat oorlog is.
Ieder zal zitten onder zijn wijnrank
En onder zijn vijgen boom
Door niemand opgeschrikt,
Want de Onnoembare heeft gesproken.
Uit jou, Betlehem in Efrata,
Te klein om tot Juda’s geslachten te behoren,
Uit jou komt iemand voort die voor mij over Israël zal heersen.
Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden,
In de dagen van weleer.
Totdat de vrouw die zwanger is haar kind heeft gebaard,
Worden zijn broeders aan hun lot overgelaten.
Daarna zullen wie er nog over zijn
Terugkeren naar de andere Israëlieten.
Hij zal aantreden en hen als een herder weiden,
Bekleed met de macht van de Onnoembare, zijn God,
Met de majesteit van diens verheven naam.
Zij zullen veilig wonen,
Want hij zal heersen tot aan de einden der aarde,
En hij brengt vrede.
Lied 308: “Heden zal uw redder komen”
Kerstboodschap
(vierstemmig gezongen)
In die dagen werd een bevel uitgevaardigd
door keizer Augustus
dat er een volkstelling moest worden gehouden over heel
de wereld.
Deze volkstelling vond plaats voordat Quirinius landvoogd
van Syrië was.
Allen gingen op reis om zich te melden, ieder in zijn eigen
stad.
Ook Jozef ging op weg en omdat hij uit het geslacht van
David was,
trok hij vanuit Nazareth in Galilea naar Judea toe, naar
Bethlehem,
de stad van David, om zich daar te melden,
samen met Maria zijn vrouw die zwanger was.
En terwijl zij in Bethlehem verbleven, brak het uur aan
dat zij bevallen moest.
Zij bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene,
wikkelde hem in doeken en legde hem neer in een kribbe,
omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
Nu waren er herders in de buurt; die nacht in het open veld
hielden zijn de wacht bij hun kudden.
Plotseling stond voor hun ogen een engel des Heren,
en de glorie des Heren omstraalde hen, zij werden zeer bevreesd.
Maar de engel sprak tot hen: wees niet bevreesd,
want ik verkondig u een grote vreugde die voor heel het
volk bestemd is.
Heden is u in de stad van David een redder geboren, de Heer,
de Messias.
En dit zal u een teken zijn: gij zult een pasgeboren kindje
vinden,
het is in doeken gewikkeld, het ligt in een kribbe.
Plotseling was de engel omringd door een schare van hemelse
machten.
Zij verheerlijkten God en zij riepen: ere zij God
in de hoge
en vrede op aarde voor alle mensen van goede wil.
En het geschiedde toen de engelen van hen waren weggevaren
naar de hemel
dat de herders zeiden tot elkaar: laat ons gaan zien het
woord dat daar geschiedde.
Allen zingen
lied 310: “Nu zijt wellekome”
Homilie
Anton Tsjechow, de meester-verteller van korte
verhalen heeft een vermakelijk verhaal met als titel: de lachspiegel.
(Verzamelde werken, deel I, p. 108-110)
Op een dag ontdekt een jong koppel in het vervallen huis van
hun voorouders een oude spiegel waarvan gezegd wordt dat hij
toverkracht heeft. Als de man hem afveegt en erin kijkt schatert
hij het uit: het is een lachspiegel die het gezicht helemaal
vervormt. Het verhaal doet de ronde, zo vertelt hij, dat het
om een duivelse, betoverde spiegel gaat, want jaren geleden
was hij bezit van zijn overgrootmoeder, een lelijke, afstotelijk
mens, die nooit van de spiegel scheidde. Dag en nacht zat ze
erin te kijken. Op haar sterfbed had ze gevraagd om samen met
de spiegel begraven te worden, en was hij niet zo groot en breed
geweest dan was zeker aan haar wens voldaan. Zo vertelt de man
verder tot ook zijn vrouw naar de spiegel gaat en erin kijkt.
Ze slaakt een gil en valt flauw. Dagen lang ligt ze op haar
bed en herhaalt in ijlkoorts: geef mij de spiegel. Uiteindelijk
wordt haar de spiegel gegeven en plots verandert ze helemaal.
Ze ondergaat hetzelfde lot als de overgrootmoeder. Omdat zijn
vrouw zo opfleurt gaat haar man nieuwsgierig gemaakt ook eens
zien. Maar, o God, in de spiegel ziet hij niet zijn lelijke,
plompe echtgenote, maar een beeldschone vrouw. Wat was er gebeurd?
De spiegel had haar gezicht vervormd, omgetoverd tot een fascinerende
schoonheid. Min maal min is plus, schrijft Tsjechow spottend.
En zo zitten voortaan die twee ademloos te turen in de spiegel
gegrepen: de vrouw omdat ze zich zo mooi vindt de man gegrepen
door een razende, krankzinnige hartstocht. (Het verhaal is fictie,
je moet het thuis dus niet uittesten.)Ik vermoed dat Tsjechow
het verhaal bedoelde als spot met de menselijke naïviteit en
ijdelheid, die zo krachtig kan aangrijpen dat men ophoudt te
leven en vervalt in een verdovende leegte. Maar de ondertitel
van het verhaal is ‘Een kerstverhaal’. Ik heb er mijn hoofd
over gebroken om te achterhalen wat hier naar Kerstmis zou kunnen
verwijzen. Bedoelde hij het als een tegenverhaal: ijdelheid
tegenover bescheidenheid? Of, en dat spoor heb ik gevolgd, staat
dit verhaal over een spiegel misschien tegenover het Kerstverhaal
dat ons een spiegel voorhoudt? Ik heb dit spoor gevolgd en daarom
heb ik boven de kribbe een spiegel geplaatst en ligt naast de
stal op een karton een verdoken dakloze onder een deken. De
vraag is natuurlijk welke spiegel het Kerstverhaal ons voorhoudt?
Gaat het om een blij, vertederend verhaal of zit er een rauwe
werkelijkheid onder? Om daarop te antwoorden ben ik bij enkele
bijbelspecialisten gaan aankloppen.Die leren me dat het verhaal
zoals Lucas het vertelt historisch niet correct. (cfr. P. Lapide,
H. Gollwitzer, een vluchtelingenkind. Ten Have, Baarn,
1984. R. Brown, The Birth of the Messiah. Doubleday,
New York, 1993) Er had namelijk in die tijd helemaal geen volkstelling
plaats, maar de Romeinen wilden over heel hun rijk via registratie
weten wat iedereen bezat en uit hoeveel leden het gezin bestond,
enz. om belasting te kunnen innen. Men kan bij de geschiedschrijver
Lactantius lezen hoe hardhandig die registratie gebeurde.
“In
de steden werd de bevolking bijeen gedreven, alle markten
waren overvol met in groepen aantredende families. Overal
hoorde men de kreten van hen die onder foltreing en met stokslagen
werden verhoord. Men speelde zonen uit tegen hun vaders, vrouwen
tegen hun mannen. Als alles uitgeprobeerd was, folterde men
de belastingplichtigen, tot ze tegen zichzelf gerichte uitspraken
deden, en als de pijn gewonnen had, schreef men belastingplichtig
bezit op, dat helemaal niet bestond.” (De Mortibus Persecutorum
23,1 e.v.)
Indien Jozef nu zijn bezittingen
moest aangeven, waarom nam hij dan overhaast zijn hoogzwangere
vrouw mee? Volgens het Romeinse recht moest hij niet naar
zijn vaderstad gaan, want na 12 maanden was men officieel
burger van de plaats waar men woonde. Wat wel historisch vaststaat
is dat een aantal mensen weigerden die belasting te betalen.
Zestig keer is er vanuit Galilea een opstand geweest en elke
keer ging het om die gehate belastingen. De Romeinen noemden
de rebellen rovers en bandieten en als men hen te pakken kreeg
werden ze aan het kruis geslagen. Daarom wordt later Barabbas
een rover genoemd en zal Jezus tussen twee rovers gekruisigd
worden. Wellicht ging het ook daar om verzetstrijders. Het
verhaal wordt veel begrijpelijker als men aanneemt dat het
hier gaat om een gezin dat weigerde belasting te betalen en
daarom moest vluchten. Vluchten naar een veilige plaats zoals
een hol of rotsspleet waar ook andere verzetsgroepen zaten.
Is het trouwens niet merkwaardig dat op het einde van het
Lucas-evangelie de beschuldiging van de hogepriester tegen
Jezus was dat hij de mensen opstookte om geen belasting te
betalen (Lc. 23,1-3)? Jezus werd geboren in een arm vluchtelingengezin,
tussen mensen die weigerden of misschien niet in staat waren
de verschuldigde som te betalen. Heel deze teneur gaat trouwens
verder als de engelen zingen: eer aan God in de hoge en vrede
op aarde aan de menen die hij liefheeft. Men heeft dat dikwijls
vertaald als ‘mensen van goede wil’, maar er staat ‘degenen
die God uitkiest’ en we weten uit heel het evangelie dat zijn
voorkeur uitgaat naar de allerarmsten. Ook de lofzang van
Maria gaat daarover. ‘Rijken’ en ‘hoogmoedigen’ stoot Hij
van hun troon, staat er. En iedereen wist dat dit een bedekte
toespeling was op de Romeinen. Het ‘Magnificat’ staat vol
verwijzingen naar een eindtijd die men verhoopt waarin God
aan de armen en vervolgden recht zal doen. En tenslotte: dit
verhaal heeft allerlei verbindingen met de geschiedenis van
Mozes, die niet in een voerbak, maar in een mandje werd afgestaan
door zijn moeder en op wondere wijze weer bij haar terugkomt.
In de tijd van Mozes was er de tirannie van de farao, in Jezus’
tijd die van keizer Augustus. In beide gevallen wordt dat
kleine volk vernederd en uitgeperst. Beiden krijgen een nieuwe
openbaring van de Ene waardoor ze tot bevrijding van hun volk
worden, enz. Mozes gaf aan dat groepje slaven vrijheid en
vreugde en een land om te wonen en ook van dit kind wordt
gezegd dat het tot zegen voor velen zal zijn. Het verhaal
wil ons met andere woorden duidelijk maken dat in dit kind
God een nieuw initiatief neemt naar deze wereld om de mens
een weg te wijzen naar echte bevrijding. Jezus zal opgroeien
in een sfeer van verzet en armoede. Hij zal echter niet voor
tegengeweld kiezen, ‘geen oog om oog, maar liefde voor de
vijand’, ‘wie het zwaard gebruikt zal door het zwaard vergaan’.
Jezus zal door de kracht van de Geest boven deze verzetsgroepen
uitstijgen en kiezen voor een geweldloze weg van vrede door
gerechtigheid. Je zou heel het evangelie moeten herlezen om
de concrete context te ontdekken waarop alle verhalen en uitspraken
teruggaan. Waarom heeft Lucas dat alles niet zomaar opgetekend?
Hij leefde onder de pax romana en hem was er alles aan gelegen
de Romeinen tot vriend te houden om zijn geloofsgenoten te
beschermen en aan deze nieuwe geloofsbeleving ruimte te geven.
Daarom vermijdt hij elke botsende bemerking, alhoewel hij
toch zachtjes erop wijst dat de echte vrede niet door keizer
Augustus wordt gebracht, maar door een Messias geboren in
Bethlehem. Daarom stelt hij de ouders van Jezus voor als onderworpen
aan de Romeinse wet en zal hij later Pilatus tot drie keer
over Jezus laten zeggen dat Hij onschuldig is (dus correct
volgens Romeinse normen).Zo keer ik terug naar mijn vraag:
In welke spiegel kijken we als we dit Kerstverhaal horen?
Niet in een vertederende spiegel van huiselijke gezelligheid,
maar van een rauw verhaal van mensen die geloofden dat er
een God is die de kant kiest van wie niemand heeft. Echter
ook geen donker verhaal van aardappeleneters zoals het schilderij
van Van Gogh, maar een verhaal vol optimisme en kracht. ‘God
zal ons redden’ is zijn naam. Hier en nu en voortaan voor
immer is Gods gerechtigheid neergedaald in dit kind. In Jezus
toont God voorgoed hoe Hij zich deze wereld voorstelt. En
wij kunnen elk op onze manier en op onze plaats een klein
steentje bijdragen om de muren af te breken en armoede uit
de wereld te helpen.
Tijdens aanbrengen
van de offergaven:
“Ein Kind geborn zu Bethlehem” (M. Praetorius)
Groot dankgebed: tafel gebed (Vanderhoeven)
Tijdens de communie: Wie schön leuchtet der Morgenstern
Communielied: 319: “Vanwaar zijt Gij gekomen”
Geen Kerstkantate (Hans Andreus)
Niet alleen in het holst
Van de nacht van het jaar,
Iedere dag van het jaar
Heeft het licht het koud.
Het vraagt om geen engelenstemmen,
Het hongert naar
Een beetje gerechtigheid
Aan deze kant van de tijd.
En dromen doet het ook niet van
Eeuwig hemelse zomers
In en om het vaderhuis
Het hunkert naar
Aardse dagen ooit
Zonder marteling en moord
Het licht dat van puur licht
Kind is en woord
|