------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




15 augustus 2006

Maria Hemelvaart

Paulette Serverius

Inleidende muziek: CD Classic Kennedy nr. 12 (2’28)

Gedicht

Mijn zoon is mijn zoon niet alleen,
mijn huis is een huis zonder wanden,
mijn vrucht ligt in alle handen
en mijn vreugd is voor iedereen.

Mijn zoon is mijn zoon voor altijd,
voor de duur van zijn kinderjaren
kan ik hem verwarmen, bewaren,
maar hij kiest zijn uur en zijn tijd.

Mijn zoon is mijn zoon voor de pijn
voor de honger van alle geslachten
voor de wind van de winternachten
en voor allen die eenzaam zijn.

Mijn zoon is mijn zoon voor het kruis
voor het teken van zegen en schande
voor al de eeuwen ophanden
voor de deur van het vaderhuis.

Dit zegt Maria over haar zoon in de poezie van Anton van Wilderode.

En haar vertrouwen in haar God zingt ze overdadig uit in het Magnificat. Laten wij dat samen ook doen.

Lied 658: Magnificat

Openingsgebed

Mijn ziel maakt groot de Naam.
Mijn geest juicht voor God mijn bevrijding,
omdat Gij mij hebt gezien
in mijn diensthuis, in mijn vernedering.

En Uw ontferming, van geslacht tot geslacht,
komt over allen die U bekennen.
Gij verzamelt uw kracht, heft uw armen omhoog,
breekt de plannen van de hoogmoedigen,
haalt de tirannen neer van hun tronen,
tilt de vernederden op.

Inleiding

Een paar jaar geleden stierf, totaal onverwacht, een jonge vrouw terwijl ze op vakantie was met haar man en 4 jonge kinderen. Totale radeloosheid bij de man, de kinderen, de familie en in de wijde vrienden-en kennissenkring. Er volgde een spannende en inspannende week van paperassen, bureaucratie, repatriëring enzovoort. Daarna kon de begrafenis geregeld worden.

De man wenste een menselijke viering, die een hulde zou worden aan de gewone vrouw die zijn echtgenote bij leven was. We werkten met velen mee aan de voorbereiding van deze viering en het werd een emotioneel en krachtig afscheid, met vele getuigenissen.
Opvallend was: niemand had grote, wereldschokkende dingen te vertellen over de overledene. Men had het over hoe fier ze was op haar gezin; over hoe haar huis altijd een open thuis was voor velen; over hoe bezorgd ze was over ieders welzijn; over hoe ze zichzelf altijd wegcijferde en onbelangrijk vond; over hoe goed ze taart kon bakken en daar op familiefeesten altijd iedereen mee verraste; en ook over hoe dikwijls ze te laat kwam…

Ook haar man nam op zijn manier afscheid… en hij sprak haar aan met “heilige Magda”.
Op dat moment schrok ik van die uitdrukking…ik vond het eigenlijk misplaatst…en ik vond het jammer dat hij dit woord gebruikte…
Maar gaandeweg, met horten en stoten werd duidelijk waarom hij haar zo wilde benoemen: haar eenvoud, nooit op het voorplan willen staan, haar altijd bezorgd zijn voor anderen, steeds zorgend aanwezig in haar gezin, haar familie, op het werk, bij de vrienden en de buren, steeds in de weer om het anderen naar de zin te maken, een pleziertje te doen, om het beste in de ander naar boven te laten komen; en dat ze tegelijk toch goed wist wat ze wilde en waar ze naartoe wilde, en hoe ze zich kon opwinden over onrechtvaardigheid, en… dat alles maakte haar groot, maar toch verrichte ze geen grootse daden!

En toen dacht ik: dit is een zuivere betekenins van “heilig”, waar ik me in kan vinden. Niks mystiek of wonderdaden of verheven boven het gewone volk, maar groots door de manier van leven waardoor er een appčl op ons wordt gedaan om in haar voetsporen te treden.

Dit hielp mij, onrechtstreeks, om voor mezelf ook wat klaarheid te scheppen in de figuur van Maria.
De Maria-figuur is voor mij altijd al dubbel geweest. Toen ik kind was, was het een zeer mystieke figuur, omgeven met een waas van geheimzinnigheid (opgegaan naar de hemel!).
Hoe ouder ik werd, hoe meer dit beeld plaats maakte voor het beeld van een toffe vrouw en moeder, waar ik me meer en meer verwant mee voelde. Een vrouw die zichzelf niet in het centrum plaatst of opdringt.
Een lieve vrouw voor haar man en omgeving.
Eentje die doet wat moet gedaan worden zonder veel tierlantijntjes; geen zweverig gedoe, maar met beide voeten op de grond en oog voor de realiteit.
Een voortreffelijke  moeder ook, al had ze het behoorlijk lastig met een zoon die meestal flink buiten de lijntjes kleurde en die haar, hoogstwaarschijnlijk, heel wat kopzorgen en slapeloze nachten heeft bezorgd!
En toch had ze er alle vertrouwen in dat het goed zou komen.
Ze gaf hem de kans zijn eigen weg te gaan.
Ze was hem steeds nabij, zorgend en bezorgd, maar ze hield hem niet tegen.
Ze steunde hem door dik en dun, ook naar buiten toe.

Maar dit was niet de figuur die de kerk zo graag naar buiten wilde laten komen!
De kerk heeft de figuur van Maria door de eeuwen heen veel tekort gedaan, denk ik.
Ze werd opgesloten in een cocon die veel te eng was voor de grootse vrouw die ze in wezen was: ze werd heilig verklaard, onbevlekt ontvangen en ten slotte ten hemel opgenomen.
Eeuwen lang werd alleen hierop de nadruk gelegd. In geen geval mocht ze als vrouw van vlees en bloed gezien worden, iemand die oog had voor wat scheef liep in de maatschappij en voor wat onrechtvaardig was, voor kromgegroeide verhoudingen.

Wat was het dat Maria de kracht gaf om te zijn wie ze was en te leven op de manier zoals ze het deed?
Zeker is dat Maria een grenzeloos vertrouwen had in haar God, in datgene wat haar oversteeg.

Lied 657: Psalm 139 “ “Gij, Gij peilt mijn hart, gij doorgrondt mij”

Ik moest aan dit alles spontaan terugdenken toen ik vorig jaar een midrasj over Maria onder ogen kreeg.

Een midrasj is een vorm van leren, van onderzoeken via een verhalende actualisering van een oude tekst of een figuur uit de joodse of christelijke traditie.

Ik wil met jullie tijdens deze viering hulde brengen en recht doen aan Maria, aan deze prachtige vrouw, door middel van deze midrasj.

Midrasj : Ik ben Maria
(naar de midrasj van Remi Verwimp, Kenteringen, 2004)

(Deel 1)

Ik ben Maria, geboren en getogen in Nazareth, zo’n 2000 jaar geleden. Op mijn 14de werd ik uitgehuwelijkt aan Jozef en samen kregen we kinderen. 1 ervan was Jeshoe, bij jullie bekend als Jezus.

Die tijd dat we in de kleine kinderen zaten was voor ons echt niet gemakkelijk. ‘t Was crisis. Ons land werd bezet door de Romeinen. Die hielden volkstellingen. Ze telden de koppen om te weten hoeveel belastingen er moesten binnenkomen. De meeste armen konden die belastingen niet betalen. Ze verkochten hun vee, akker, vrouw en kinderen. Ze doken onder en gingen in het verzet. Onze Jezus heeft daar later ook wel eens mee te maken gehad.

We werden niet alleen uitgebuit door de Romeinen, maar ook door mensen van ons eigen volk. De priesters in de tempel misbruikten de religieuze gevoelens van de mensen om hun eigen zakken te vullen.
Voor ons was die tempel niet het belangrijkste. Wij hebben van onze Jezus ook nooit een priester willen maken.
Door die tempelcultus en die reinheidswetten gingen de beste tradities van ons volk en van onze godsdienst de mist in: namelijk dat godsdienst in de eerste plaats een kwestie is van gerechtigheid.
Denk maar terug aan de uittocht uit het slavenhuis Egypte; en aan de kritiek van de profeten tegen de corrupte politiek van de koningen die ons geregeerd hebben; en aan wat Jesaja schreef over de lijdende dienaar, die het geknakte riet niet breekt en die zijn leven geeft voor zijn volk.
In die traditie hebben wij onze kinderen proberen op te voeden tot kinderen van de Thora.

Onze Jezus liep dan ook niet in het gareel van dogma’s en wetjes. Dat bleek al gauw toen hij naar aanleiding van Pasen op zijn 12de voor de eerste keer meeging op bedevaart naar de tempel. Hij zat daar te luisteren naar de rabbijnen en stelde hen allerlei vragen:
- Wat en wie uitverkoren is?
- en geheiligd?
- En of je korenaren mag plukken op de sabbat?
- en stel je voor dat je ezeltje in de waterput is getuimeld…?
- of daar zit een man met een verdorde hand op sabbat in de synagoge, wat doe je
  dan…?
Genees je hem als je dat kan? Of niet?

Ik had nooit leren lezen of schrijven, en als vrouw mochten wij in het gebedshuis niet meespreken, maar toch heb ik nooit nagelaten mijn zonen en dochters te vertellen over het geloof dat in ons leefde omtrent de heilige omkeer der dingen: dat de machtigen van hun troon zullen worden gestoten en de gebogenen verheven.

Later, veel later, voelde ik me radeloos als ik in jullie kerken kwam en daar de beelden van mezelf zag, vastgezet tegen een pilaar.
Wat een vergissing dat ik daar als maagd vereerd werd door mensen die niet omkeken naar medemensen in nood!

Het doet me deugd dat ik vandaag uit die schilderijen en beelden mag stappen, van die altaren mag afkomen, en mag herleven in vrouwen en mannen die het onrecht niet langer dulden en dat ik de ziel mag zijn van hun protest.
Het doet me deugd dat er weer mensen zijn die de kerkreligie wat loslaten en terug willen aansluiten bij wat ons bezielde: een wereld waarin recht wordt gedaan aan armen, weduwen en wezen; waarin het gekwetste geheeld wordt; en waarin brood met waardigheid is voor iedereen.

Lied 628: “Voor mensen die naamloos”

Midrasj deel 2

Weet je, die beelden van die zeemzoete maagd tegen die pilaren geven ook een heel vertekend beeld van wie ik echt was.
Als ze mij 2000 jaar geleden “maagd” noemden, dan had dat niks met seks te maken. Dat is een groot misverstand.
Wees gerust: ik was een heel normale vrouw, en onze Jezus is verwekt en geboren als elk ander mens.

Bijzonder was niet zijn geboorte, maar wel zijn leven.
Om dat duidelijk te maken hebben de eerste christenen het beeld gebruikt van de maagdelijke geboorte.
Maagdelijkheid betekende in onze tijd iets helemaal anders dan nu: het was het tegenovergestelde van hoereren.

De grote hoer vóór ons was Babylon, en in onze dagen Rome, het grote machtscentrum van corruptie en keizercultus, dat de ons toen bekende wereld uitbuitte en domineerde.
Daarmee meeheulen, zoals de tempelklasse deed: dat is hoereren; het is je eigen ziel verkopen voor materieel gewin, zoals een hoer het beste van zichzelf, haar eigen lichaam, moet verkopen voor geld.

Maagdelijk geboren worden betekent dan zoveel als: in de tegenbeweging gaan staan en stand houden en bouwen aan een nieuwe mens en maatschappij.
Maagdelijk leven is gaan waar geen weg is, tegen de stroom in; trouw aan het woord van De Naam je mond niet houden als mensen geknecht worden.
Maagdelijk leven is steeds, tegen de feiten in, zeggen: en toch…
Het is een appčl om je niet te laten verleiden door de vraatzucht van de economie, maar om op te komen voor de slachtoffers daarvan.

In de bijbel is er niet alleen sprake van maagdelijkheid, maar ook van onvruchtbare moeders, zoals Sara en mijn nicht Elisabeth. En ook dit moet je weer niet te letterlijk biologisch opvatten! Wanneer de bijbel spreekt over onvruchtbare moeders, zegt dit ook iets over de vaders!
Men wil door dit beeld vooral duidelijk maken dat een menselijke samenleving uitbouwen in de eerste plaats niet een zaak is van menselijke potentie, maar van gave, van onderling elkaar gegeven zijn, van solidariteit.
Mijn nicht Elisabeth was zo iemand die bleef geloven in een nieuwe toekomst, juist op het moment dat niemand het nog verwachtte. In onze tijd zat alles muurvast. De overmacht van de Romeinen was zo groot dat iedereen zich bij de situatie dreigde neer te leggen….

En toch kwamen er nieuwe bewegingen op gang! Johannes (de Doper) en onze Jesus hebben daar flink aan meegewerkt…. Ik ben daar geen klein beetje fier op!

Ik wens het jullie ook toe: dat dwaze geloof in die doorbraak naar een nieuwe, menselijke samenleving, juist op een moment dat niemand het nog verwacht!

Lied 502: “Om te zien een nieuwe aarde”

We bereiden de tafel: CD Taizé nr. 2 (3’17)

Tafelgebed 140: “Die naar menselijke gewoonte”

Communie:      CD Classic Kennedy nr. 2    (6’30)

Tot slot

We hebben in deze viering getracht iets meer bloot te leggen van de vrouw, verborgen achter de Maria-figuur uit de traditie, waar zo weinig echt over bekend is, en over de rol die ze ongetwijfeld gespeeld heeft in het leven van haar zoon.

Misschien was het voor sommigen wat nieuw, hard of storend zelfs, maar hopelijk was het toch zeker ook een beetje een tocht van bevrijding.

Tegelijk wilde deze viering een hulde brengen aan “de vrouw”, die in het algemeen nogal miskend werd in de bijbelse traditie.

Vermits vandaag, op 15 augustus, op heel wat plaatsen vrouwen, moeders extra in de bloemetjes gezet worden, willen we dan deze viering afsluiten met een gedicht dat een ode brengt aan de vrouw.

Aan mijn vrouw (Luc Delafortrie)

De vrouwen zijn de binnenkant der dingen
en wij de buitenkant. Wij zingen
en zij zijn ‘t lied. Wij bouwen het gewelf
over het heiligdom. Zij zijn het zelf,
dat tedere, dat licht te breken broze,
dat men omzichtig insluit in het harde
van steen of glas, parfum van droge rozen,
en dat men opent in benarde
momenten, als het leven schijnt verloren,
alles verspild is, om te winnen
dat innigste, dat niet te horen,
waarmee zij fris en blij de dag beginnen.

En tot slot zingen we daarna samen het lied 22: Om mens voor een mens te zijn, wordt alleman geboren. Nog een fijne hoogdag!

Lied 22: Een nieuw bruiloftslied (“Uit vuur en ijzer, zuur en zout”)

------