------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




23 april 2006 : 2e Paaszondag

de (on-)gelovige Thomas

Vik Doyen

Inleiding

Vorige zaterdag, tijdens de Paaswake, liet Kris ons in haar homilie in poëtische woorden en beelden de weg aanvoelen vanuit het duister van de stukgeslagen verwachtingen van de kruisdood naar het licht van vertrouwen in nieuw leven: de verrijzeniservaring van de volgelingen van Jezus.

“Om een graf geopend te kunnen zien, moet je de nuchtere analyse achterweg laten en de intuïtieve liefde aan het woord laten,” zei Kris en ze wees er terloops op dat het misschien niet toevallig was dat juist vrouwen geroepen werden om aan het licht te brengen wat niet evident is.

Vandaag, op de zondag na Pasen, vertelt de eerste lezing (uit de Handelingen) ons over de eerste kristengemeenschappen: “de groep mensen die het geloof had aanvaard, leefden eendrachtig samen; (…) zij bezaten alles in gemeenschap.” 
Maar de tweede lezing (uit het Johannesevangelie) leert ons dat deze geloofsaanvaarding niet zomaar zonder slag of stoot is gebeurd.  Daar krijgen we het verhaal van de leerling die in de volksmond de ‘ongelovige’ Thomas wordt genoemd.

Naar aanleiding van deze twee lezingen – die over de eerste kristengemeenschap – en die over Thomas, zou ik u in deze viering willen getuigen over mijn eigen Thomaservaring in Congo in september van vorig jaar.  Maar om die ervaring in de juiste context te plaatsen is enige achtergrond nodig.

Tijdens de rebellie van de Simba’s in het Uelegebied in 1964-65 verloren de kruisheren bijna al hun missionarissen in Congo. Na een maandenlange gijzeling (een periode van angst en onzekerheid waarin de gegijzelden slechts af en toe een bericht of dagboekfragment naar buiten konden smokkelen, werden de 23 paters en broeders op zondag 30 mei 1965 vermoord.  

Ik logeerde in dat eerste jaar van mijn universitaire studies bij de kruisheren en tussen de slachtoffers waren er verschillende die ik persoonlijk had gekend. Die week waren voor mij net de laatste lessen afgelopen en begon de blokperiode.  Ik kan u verzekeren dat het in die omstandigheden niet altijd gemakkelijk was om mij te concentreren op Europese veldslagen of uitzonderingen van de Duitse grammatica. 

Maar ik had nog veel meer moeite met de grote vragen uit de cursus Metafysica.  Wat is essentieel?  Waar zijn we – in Gods naam – mee bezig?  Wat is het nut van een halve eeuw missioneringswerk als het in één klap door een bende opgehitste hennep-rokende fanatiekelingen van de kaart kan worden geveegd? De kruisheren hadden in het Uele-gebied (in de streek rond Bondo) niet enkel kerken helpen bouwen, maar ook scholen, werkplaatsen, dispensaria, boerderijen etc. etc. Hoe kritisch wij tegenwoordig ook mogen denken over 'missionering', deze mensen hadden ginder hun beste krachten gewijd aan wat men nu, met een veel modieuzer woord, 'integrale streekontwikkeling' noemt.  Wat bleef er nu nog over van dat werk?  De kruisheren moeten toen een ervaring hebben gehad die kan vergeleken worden met die van de leerlingen op Goede vrijdag: Heeft het allemaal wel zin gehad? 

In de eerste helft van de jaren ’60 waren de missiepaters en missiezusters nog de grote avonturiers van onze boerendorpen –wereldburgers die om de twee jaar naar hun thuisbasis terugkeerden en met hun enthousiasme en meeslepende verhalen jonge mensen begeesterden…

Maar 1965 was een keerpunt, niet enkel in de geschiedenis van de kruisheren, maar ook in de geschiedenis van de kerk in Vlaanderen en Nederland. Op enkele jaren tijd verschoof de mentaliteit bij de jongeren van een vanzelfsprekende aanvaarding van het Rijke Roomse leven naar een kritische, soms marxistisch-leninistische analyse van het maatschappelijk gebeuren.  De natuurlijke kweekvijver voor roepingen om de plaats van de vermoorde missionarissen in te nemen viel weg.  In plaats van op te geven zijn de kruisheren dan begonnen met de vorming van jonge Congolese religieuzen, die op middellange termijn de verantwoordelijkheid zouden overnemen van de oudere generatie blanke missionarissen. 

Maar heeft zo een stichting wel kans op slagen?  En vooral: heeft zo een stichting wel zin?  Is het nodig/nuttig om in onze tijd van telecommunicatie en aidsepidemie in een ontwikkelingsgebied -- waar zelfs geen regelmatige stroomvoorziening is -- een religieus-cultureel concept neer te planten uit de Westerse 13e eeuw: een groep celibatairen die,  in navolging van de eerste christenen, leven in gemeenschap en hun tijd verdelen tussen gebed en werk?  Kan zo een gemeenschap in onze 21e eeuw nog een teken zijn van het Rijk Gods, een licht in de duisternis, een stad op de berg?   Zou het niet beter zijn om al die energie te steken in het vormen van goede dokters en ingenieurs? 

Wel, de universiteit van Kinshasa en de vele andere instellingen en instituten van dat uitgestrekte land vormen massa’s dokters én ingenieurs én advocaten én economisten… Het probleem is echter dat ze geen werk vinden, omdat de meeste van hun leiders niet bezig zijn met lange-termijnplanning en vooral denken aan onmiddellijk persoonlijk profijt. 

In een maatschappij waar zelfs de universiteitsprofessoren als kippen in de weer moeten zijn om hun kinderen eten en onderwijs te kunnen geven is het moeilijk om afstand te nemen en na te denken over fundamentele waarden en prioriteiten.

Toen ik drie jaar geleden les gaf aan de Universiteit van Kinshasa had ik er behoefte aan om af en toe mijn mentale batterijen weer op te laden.  Het deed deugd om een paar weekends door te brengen in het klooster van de jonge Congolese kruisheren die in Kinshasa theologie studeerden.  Ik vernam er meer details over hun religieus vormingscentrum in Mulo en hun centrum voor streekontwikkeling in Musyenene (beide in Noord-Kivu). Ik zag en hoorde vertellen over hun leven in gemeenschap, een leven van gebed en werk, zoals beschreven in de Handelingen van de Apostelen.

Lezing: Handelingen : Hoofdstuk 4, 32-35

De groep mensen die het geloof had aanvaard, leefde eendrachtig samen. Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus, en God begunstigde allen rijkelijk. Niemand onder hen leed enig gebrek: wie een stuk grond of een huis bezat, verkocht het, bracht de opbrengst naar de apostelen en legde die aan hun voeten neer, waarna het geld naar behoefte onder de gelovigen werd verdeeld.

Tussenlied: 162B
“Eet en drinkt van brood en wijn /Deelt het leven met elkaar”

Ondanks al mijn sympathie voor de kruisheren en hun projecten bleven deze verhalen over hun heropstanding in Congo voor mij in zekere zin toch verhalen over het lege graf.  Ik bleef zitten met vragen over de opportuniteit van zo een project met al zijn culturele en maatschappelijke prioriteiten en implicaties.  Het waren de vragen van Thomas, die met zijn nuchtere analytische geest tastbare dingen wilde zien en voelen.

Zo groeide het verlangen om dit eens van nabij mee te maken, niet als een vluchtig toeristisch bezoek, maar als een meer diepgaande ervaring.  In september 2005 had in Mulo een regionaal kapittel plaats om de bestuursovergang van blanke naar zwarte kruisheren vast te leggen.  Ik bood mij aan als vrijwilliger om dit historisch moment in een videodocumentaire vast te leggen, en een maand les te geven in hun Hoger Instituut.

Omdat ik spontaan werd uitgenodigd niet alleen in de refter, maar ook in de recreatie waar werd gepraat over alle mooie en moeilijke momenten van het kloosterleven, heb ik mij ook helemaal ingepast in hun levenswijze. De dag begon met het morgengebed bij het eerste ochtendgloren, en eindigde met het avondgebed bij het invallen van de duisternis. Tijdens het slotgebed brandde er in de kapel slechts één klein spotje van een paar watt gericht op het symbool van de kruisheren in Congo: rond het rood-wit kruisherenkruis is een doornstok gevlochten die herinnert aan de tragedie van 1965; maar aan die stok ontspruiten groene bladeren: uit dood en lijden groeit nieuw leven.

Ik heb een maand lang met deze mensen gesproken, gewerkt, samengeleefd.  En als u het mij vraagt: ja, Congo heeft nood aan elektriciteitscentrales en normaal functionerende hospitalen én scholen én bedrijven.  Zeker in Noord-Kivu, dat door de recente oorlog jarenlang van elke officiële hulp en ontwikkeling was afgesneden.  Maar in dit straatarme land waar religieuze charlatans met enorme geluidsinstallaties aan de goedgelovige mensen een onmiddellijke vervulling van hun materiële wensen beloven, is het meer dan ooit nodig om echte spirituele krachtcentrales te hebben (misschien zoals Taizé dat doet voor onze opgejaagde westerse wereld).

De ervaring van mei 1965 bracht mij dicht bij de totale religieuze ontreddering van Goede Vrijdag.  Als ik als (on-)gelovige Thomas iets dichter ben mogen komen bij wat Kris in de paasviering het “ondenkbaar onwaarschijnlijke” noemde, dan was dat 40 jaar later, in Congo.

Evangelie: Joh. 20,19-31

Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’ Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’ Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’ Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’

Korte voorstelling van enkele videofragmenten over het dagelijkse leven van de Congolese kruisheren en over het ontwikkelingsproject ‘Ceproruma’.