Nieuwjaar 2006 – Moge God ons zegenen en behoeden
Pater Marcel Braekers, Gerlinde
Doyen, Kris Gelaude, Ides Nicaise
Intredelied 621: “Tijd van
leven”
Inleiding
In zijn kleine,
maar prachtige roman Schaduwkind mijmert de Nederlandse
schrijver P. Thomése bij het vroege overlijden van zijn dochtertje.
Zo staat hij ook stil bij het aspect tijd. Hij schrijft:
“Je
kijkt vooruit en achter je rug ontstaat je leven. Je wijst,
maar het ligt al achter je. Geweest voordat het gekomen
is. Iets begint pas echt als het voorbij is. Later, zeg
je, toen alles goed zou komen. Was het nou later of vroeger,
toen alles goed ging komen? Hoe verder je wegtuimelt in
de tijd, des te moeilijker die twee uit elkaar te houden
zijn. Je verlangt naar iets, en je weet niet of het al geweest
is of dat het nog moet komen… Ja, dromen van vroeger, want
dat kan ook. Hoe het was en hoe het bijna was. Hoe het geweest
zou kunnen zijn, hoe het had moeten zijn, had zullen zijn.
En als je je ogen sluit: hoe het wordt.” (p. 58)
Mooie, tere
mijmeringen over de tijd van een man die na de onverwachte
dood van zijn dochtertje op zoek is naar grond onder de voeten.
Vandaag is
het de eerste dag van een nieuw jaar en staande voor dit nieuwe
begin overvalt ook mij en misschien ook u dat mijmerende gevoel.
Is het een teken dat ik ouder word, dat ik mij scherper dan
ooit bewust ben van de kwetsbaarheid van ons leven en dus
minder zelfzeker naar de toekomst kijk dan jonge mensen van
twintig? O, de media jutten je op om dezer dagen te lachen,
te springen en te klinken. En waarom niet? Je moet het lot
af en toe uitdagend voor schut kunnen zetten en lachen om
alles wat anders benauwend of pijnlijk om de hoek staat te
kijken. Maar van binnen weten we dat er meer is en dat een
moment zoals de jaarwisseling een goede gelegenheid is om
even mijmerend zich af te vragen waar ik sta, wat zich in
mijn leven aan het voltrekken is en wat ik daarbij wel en
niet kan veranderen. Een mijmering dus over de tijd en over
onszelf zoals we opgenomen zijn of geworpen in een geschiedenis
en op een concrete plaats en hoe we daarin op zoek zijn naar
authenticiteit.
Nr. 112: “Zingt van de
Vader die in den beginne”
Gebed
Zie ons
aan, God: uw gemeente,
Elk van ons met een eigen geschiedenis,
Ieder met eigen hoop en vrees.
Zie ons aan
Als uw tempel in deze wereld,
Huis, waar uw Naam woont
En wordt hooggehouden,
Waar uw Geest de ruimte krijgt.
Uw Geest, die ons doet
Bidden, zingen en zuchten
Met heel de schepping mee:
Om de schade en de schande,
Om tranen niet te stelpen, om het sterven elke dag.
Tot hoe lang nog, Heer?
Dat Gij ons thuis brengt
Uit onze ballingschap
Is onze droom. (S. de Vries)
Inleiding op Lucas 2, 22
– 40
We zijn zeven
dagen na de geboorte van Jezus. Volgens Joods gebruik werd
een jongetje besneden en kreeg het zijn naam. Waarom Lucas
eraan toevoegt dat de ouders naar gewoonte naar de tempel
trokken om het kind op te dragen is mij een raadsel, want
dat was helemaal niet de gewoonte. Misschien wilde hij reeds
aangeven dat dit kind aan God zal toegewijd worden of God
toebehoorde vanaf zijn geboorte, zoals vroeger ook met Samuel
was gebeurd. Maar vooral wil Lucas Jozef en Maria voorstellen
als eenvoudige, brave mensen die zich helemaal schikken naar
de tradities van hun godsdienst en cultuur. Zoals ik reeds
in de Kerstnacht als inleiding op het geboorteverhaal zei,
klopt niets van dat brave, onderdanige, en ging het vermoedelijk
om een gezin dat weigerde belasting te betalen en daarom moest
vluchten om niet opgepakt te worden. Maar Lucas wilde geen
ruzie krijgen met de Romeinse bestuurders en nam zijn Helleense
christenen in bescherming. Wel biedt hij aan spirituele lezing
aan door de ontmoeting met Simeon en Hanna.
Homilie
In de voorbije
dagen heb ik mij bij wijze van proef herhaaldelijk de vraag
gesteld wat mij van het voorbije jaar vooral is bijgebleven
en wat ik daarbij belangrijk vond. Hier in deze gemeenschap
verenigd in Jezus’ naam is de bril waarmee we kijken wellicht
anders dan de selectie die de kranten en de tv maken. Eigenlijk
zouden we nu in de ronde moeten kunnen zitten en een gesprek
moeten houden over wat elk van ons is bijgebleven aan hoop,
verontwaardiging, tederheid, ontgoocheling, enz. Ik ben ervan
overtuigd dat we een heel merkwaardige verzameling zouden
krijgen. Maar zo een gesprek moet voorbereid worden en ik
kreeg die inval pas laat. Daarom heb ik de vraag aan enkele
onder u gesteld. Welke geschiedenis ben ik zelf aan het schrijven
en welke bedenkingen heb ik daarbij? De vraag geldt ook voor
de grote wereld waarin we leven en wat wij zelf daarbij als
een belangrijke evolutie of gebeurtenis bestempelen. Thomése
schreef: “Iets begint pas echt als het voorbij is”. Is dat
zo?
Chris Gelaude, Gerlinde
Doyen, Ides Nicaise vertellen wat hen in het voorbije jaar
heeft getroffen. Zo ontstaat een andere herinnering en krijgt
dit voorbije jaar een andere, eigenzinnige invulling.
Groot Dankgebed: uit
Bij gelegenheid’ (1) van S. de Vries p. 113 – 114
Communielied nr. 319:
“Vanwaar zijt Gij gekomen”
Slotgebed
: "Kerstmorgen"
Dag werd het,
lieve God,
en wij weten van Licht,
maar niet minder
van de nacht
die nog niet scheurt.
Gloria zingen wij,
maar ook voor wie
niet meer zingen kan.
Het huis en het hart
zoeken wij
waar uw menslievendheid
opnieuw geboren wordt,
maar de weg naar Bethlehem
versperren wij voor elkaar.
Een kind aanbidden wij,
maar zijn straks alweer vergeten
wat klein en weerloos is
zijn waarde te geven.
Hoe vieren wij
dat Gij onze ongeneeslijke wereld
nog altijd niet
aan zijn lot overlaat?
uit: Sytze de Vries, Bij gelegenheid, Zoetermeer:
Meinema, p.67
|