------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




6 november 2005 : 32e zondag door het jaar

Hilde Boers

Intredelied 627 : "Als gij naar de woorden luistert"

Verwelkoming en inleiding

In de naam van de Vader...

Goedemorgen, Sommige voorgangers kiezen zelf een thema, anderen volgen de lezingen die 't kerkelijk jaar voorschrijft. Mijn voorkeur gaat meestal uit naar de opgelegde teksten, waarschijnlijk ook omwille van de samenhorigheid met andere parochies maar vooral omdat teksten die men niet zelf kiest soms boeiende confrontaties te weeg brengen. Dit was zeker vandaag het geval, want het evangelie gaat over de 5 wijze en de 5 dwaze maagden. De strenge vermaning van deze perikoop staat in schril contrast met mijn lievelingsevangelie over de vogels in de lucht en de bloemen op het veld en het zorgeloze leven van de mens die weet dat de vader waakt. De poëzie van het gratuite spreekt mij aan maar dat steekt er nu dus niet in. Dit gegeven riep volgende vragen in mij op. Spreekt het evangelie zichzelf tegen? Zijn er twee kanten aan de waarheid? Moeten we altijd op onze hoede leven? Zijn die wijze maagden niet egoïstisch door de olie voor zich te houden? Ik was vroeger gestoord in die houding van deze wijze vrouwen. Ik vond ze wijsneuziger dan de mier uit de fabel van Lafontaine die er ook leedvermaak in had dat die vrolijke krekel ten onder ging. Houdt de lampen brandend want anders zult gij er niet bijhoren als de bruidegom komt en het feest begint. Het klinkt zo definitief. In plaats van ons aan te raden los en vrij te leven schijnt het Evangelie van vandaag ons bang te maken want we kennen dag noch uur. Er zullen dus wel andere vragen gesteld moeten worden zoals Welke olie kan door een ander niet doorgegeven worden? Wat wordt er van ons gevraagd in dit leven? Welke vorm van alert zijn wordt er van ons verwacht? Vooraleer dit uit te diepen maken we het stil en keren ons tot Hem, de onzichtbare Aanwezige in wiens naam wij hier samen komen.

Lied 12 : "Wees hier aanwezig"

Evangelie : Mat. 25, 1‑13

Ergens las ik eens een mooie spreuk die me terug te binnen schoot bij de voorbereiding op deze viering. Ik vond het een synthese van de juist gehoorde evangelietekst. Ik weet niet waar deze spreuk vandaan komt maar ze luidt als volgt:

De hoogste wijsheid is levend te doen,
wat wij stervend zouden wensen gedaan te hebben"

De domme meisjes vonden het spijtig dat ze niet eerder olie hadden opgeslagen  voor hun fakkels ...als ze het geweten hadden...  Berouw hebben is een heel onaangenaam gevoel en weten dat er geen tweede  kans meer bestaat is wel het allerergste. De deur ging op slot.  "Gedane zaken nemen geen keer" klink het in de volksmond.  Daarom was het ook logisch dat ze de hulp inriepen van de meisjes die wel  kruiken met olie bij hadden. Zoals iedereen willen ook zij hun fouten  herstellen, "spons erover" "met een nieuwe lei beginnen"  "zo lang er leven is, is er hoop".  Onze taal staat bol van uitdrukkingen om de wanhoop te ontvluchten van de  definitieve veroordeling. Ook in onze menselijke verhoudingen...  Verzoening is een van de mooiste begrippen die we kennen...  en het is de ander die ons terug op de been helpt.  Wat betekent dan die olie die niet kan uitgeleend worden?  Wat kan niet door een ander goed gemaakt worden? 

Hierop doordenkend stootte ik op een wijsheid van lang vervlogen tijden. Het middeleeuwse toneelspel van Elckerlijc. Deze Elckerlijc heeft geen olie tekort om voor de bruidegom te verschijnen. Want dit didactisch geschrift gebruikt andere beelden. Elckerlijc, iedere mens dus, moet rekenschap afleggen over zijn daden, als hij na dit leven voor God verschijnt. Elckerlijc, en dat is een groot verschil met onze parabel, Elckerlijc wordt verwittigd, dus kan hij zich voorbereiden. Een allegorische figuur, de dood komt hem verwittigen dat hij een pelgrimstocht moet ondernemen. Noch zijn vrienden, noch zijn verwanten hebben zin om mee te gaan. Elckerlijc bezoekt dan een andere allegorische figuur, "vrouwe deugd" maar die is te ziek om hem te kunnen vergezellen op de "lange vaert". Ze brengt hem echter bij haar zuster "kennisse" (bedoeld wordt het zelfinzicht of zelfbewustzijn). Dit zelfinzicht brengt Elckerlijc vol berouw naar de "biechte" en wanneer de boete is volbracht wordt zijn deugd weer gezond en komen zijn natuurlijke vermogens, "vroetscap", in de huidige taal vertaald als gezond verstand of levenswijsheid, ook kracht en schoonheid samen met de vijf zinnen opnieuw bij hem. Zij hebben in het verhaal nu een bovennatuurlijke betekenis gekregen. Hij maakt zijn testament en ontvangt de laatste sacramenten. Daarna verdwijnen één voor één schoonheid, kracht, wijsheid, de vijf zinnen en het zelfinzicht "Kennisse" en brengt enkel de herstelde deugd hem tot bij Gods rechterstoel. Waar in deze parabel de nadruk wordt gelegd op Gods barmhartigheid, de biecht als 2e kans is de parabel van de wijze en dwaze meisjes veel strenger en doet daarom veel moderner aan. Het is onze verantwoordelijkheid om goed te leven en wij kennen dag noch uur van de afrekening. We worden niet verwittigd "De hoogste wijsheid is levend te doen wat we stervend zouden wensen gedaan te hebben." Maar wat is er dan zo belangrijk dat het alleen van mij verwacht kan worden? Welke olie kan niet door een ander ingevuld worden? En welke rol speelt dan Gods barmhartigheid in deze visie? Worden we hier niet overvraagd? Brengt dat bewustzijn, dat alleen ik -hier en nu verantwoordelijk ben dan geen stress mee die mijn levensvreugde doodt? Ook dat klinkt helaas heel modern in onze veeleisende maatschappij vol hoge ambities. Het lijkt hier wel een aanmoediging om scrupuleus te leven. Een andere volkswijsheid zegt : "Men sterft zoals men heeft geleefd". En hier vond ik een opening aan de hand van een heel concreet voorbeeld. Het gaat over iemand die ik leerde kennen langs ziekenzorg om. Het was een heel eenvoudig man die een heel serene dood gestorven is. Hij was geen heilig boontje en hij had geen grote daden verricht, maar hij zei op zijn sterfbed : "Het is goed geweest." Wat een aanvaarding van een heel leven steekt niet achter die uitspraak! Wat een aanvaarding ook van al zijn falen! Het was iemand zonder krampachtigheid. Als mens had hij een enorm vermogen tot relativeren en dat uitte zich in grapjes en kwinkslagen steeds opnieuw. Zijn humor was meer gericht op zijn eigen domme streken dan op die van anderen ook al kon hij zich mateloos ergeren als die anderen zichzelf niet konden relativeren. Toen al zijn vermogens wegvielen gaf hij als afscheid nog een olijke knipoog aan de bezoekers. Dat was enkele dagen voor hij stierf... Er ging zoveel rust van hem uit ...en ook van zijn vrouw die hem nooit krampachtig vast trachtte te houden. Ook zij kon zeggen "het was goed". Ik heb dit voorbeeld gekozen omdat het over heel eenvoudige mensen gaat die niet veel geleerd hadden maar heel veel levenswijsheid kenden. "Weest waakzaam" zorg dat er altijd olie voorradig is, het kan juist heel goed gecombineerd worden met zorgeloosheid. Het weten dat we niet voor alles verantwoordelijk kunnen zijn, het relativeren van eigen mogelijkheden maakt ons juist vrij voor die dingen die alleen door ons, door mij persoonlijk kunnen gedaan worden. Onze luisterbereidheid om op het juiste ogenblik datgene te doen wat van ons verwacht wordt, datgene dat alleen ik hier en nu kan doen, die alertheid is afhankelijk van ons besef dat we zelf niet alles in handen hebben. Hoe paradoxaal ook, uit handen geven kan waakzaamheid betekenen. De olie is het symbool van onze mogelijkheden, heel persoonlijk. We worden niet overvraagd. Onze mogelijkheden kennen is een gezond zelfbewustzijn dat nodig is om gerust te leven en te sterven.

Als we in dat zelfvertrouwen handelen valt de stress ook voor een groot deel weg omdat we weten dat we doen wat er van ons verlangd wordt. Dat is de boodschap van mensen die rustig kunnen sterven en loslaten, denk ik. Waakzaamheid heeft dan te maken met het ingaan op het appél van de ander. De bruidegom komt op een onverwacht moment en het is eigen aan zijn wezen dat hij niet overvraagt, dat is zijn barmhartigheid. Als we te gestructureerd leven en té vaste gewoontes aankweken, bestaat het gevaar dat we dat onverwacht appél niet horen en aldus voorbijlopen aan de ontmoeting. Die ontmoetingen met de bruidegom lopen heel ons leven door maar we moeten er open voor staan, ontvankelijk worden. We kennen dag noch uur, we weten meestal niet op voorhand wanneer wij er echt moeten zijn voor een ander in nood. Alleen door onze aandacht op scherp te stellen kunnen we tekens herkennen. Waakzaam leven is, denk ik, zoveel mogelijk die kansen benutten. Tussen de regels door een noodkreet kunnen opvangen. We kennen dag noch uur maar we moeten beschikbaar blijven. We mogen onze kansen niet verloren laten gaan en ik moet hier en nu doen wat ik ook achteraf zou gekozen hebben om te doen. Dat is mijn levensweg. Ik vond een mooie tekst van Levinas die helemaal aansluit bij dit thema. Het raadsel van Gods oproep komt tot ons langs de nood van de ander, zo stelt hij, de ander is het spoor van God. Het vraagt van ons een zeer diepe betrokkenheid om die nood ook echt als dusdanig te herkennen. De roepstem van onze God is uiterst bescheiden en wil niet overvragen daar ben ik van overtuigd. Het is aan ons, om er al of niet op in te gaan... het kunnen uiterst vluchtige momenten in ons leven zijn die we moeizaam als dusdanig herkennen... maar er op ingaan is van levensbelang.

Levinas : Het menselijk gelaat,  p.197-198

Terwijl hij zich aandient, trekt hij zich terug nog voordat hij binnenkomt. Hij blijft alleen voor iemand die bereid is er gevolg aan te geven. Doet men dat niet, dan heeft hij de orde die hij in de war bracht, alweer hersteld: er is gebeld, en er staat niemand voor de deur. Heeft men wel gebeld? De taal is de mogelijkheid tot een raadselachtige dubbelzinnigheid, die evenzeer haar goede als haar kwade kansen heeft en waarvan de mensen misbruik maken. Een diplomaat doet een andere diplomaat een buitensporig voorstel maar dit voorstel wordt in zulke bewoordingen gedaan, dat er - als men wil - helemaal niets gezegd is. De brutaliteit trekt zich terug en verliest zich in de woorden waardoor ze wordt gedragen en aangewakkerd. Ook het orakel is dubbelzinnig: allerlei uit-zinnigheden hebben zich genesteld in woorden die wijsheid garanderen. Iemand die verliefd is, doet een poging, maar het gebaar waarmee hij uitdaagt of verleidt, heeft - als men wil - niets afgedaan van de keurigheid die zijn woorden en zijn houding kenmerkt, - het trekt er zich even vluchtig uit terug als het er binnengeslopen is. Een God heeft Zich geopenbaard op een berg of in een braambos dat niet verteert of Hij heeft door middel van Boeken van zichzelf getuigd. En als het nu eens een onweer was? En als de boeken nu eens van dromers afkomstig waren? Verdrijf de ingebeelde roepstem uit uw geest! De manier waarop hij zich aandient, nodigt ons er zelf toe uit. Het hangt van ons, of liever: van mij af, of ik deze God-zonder-durf vasthoud of afwijs, die - als bondgenoot van de overwonnene - verbannen, voortgejaagd en daarom ab-soluut is, zodat hij zelf het ogenblik, waarop Hij - de onvoorstelbare - zich aanbiedt en bekend maakt, ontwricht. Deze manier waarop het/de Andere naar mijn erkenning dingt zonder daarmee zijn incognito op te geven, en zonder zich een knipoog van verstandhouding of medeplichtigheid te verwaardigen, deze manier om zich te manifesteren zonder zich te manifesteren, noemen wij - met een beroep op de etymologie van deze Griekse term en in tegenstelling tot de onbescheiden en triomfantelijke verschijning van het fenomeen: - enigma (anders gezegd : raadselachtig optreden van God).

Lied 612 : "Stem als een zee van mensen"

Canon 143 : "Verschenen is de mildheid"

Lied 521 : "In 't laatste van de dagen zal het zijn"

Slotgebed : "Sterfbed" (Karel Staes)

In het oude ziekenhuis
klimt het licht in de nieuwe dag.
Ik zit geruisloos naast een sterfbed.
Er is alleen de trage,
naar lucht zoekende adem;
een steeds stiller wordend gekreun.
De kamer ruikt naar de dood
en naar koud geworden koffie en reukwater.
Buiten wordt het licht sterker,
weldra kan de lamp uit
en vervagen de schaduwen van de nacht.

In de morgen stijgt het verkeer.
Mensen verdringen elkaar om de snelste te zijn,
razen als concurrenten
over hun korte levensweg.

En bij het stille bed krijgt elk gebaar, elk woord
of oogopslag oneindige afmetingen,
terwijl de wereld buiten zichzelf voorbijraast.
Ondertussen sluipt de dood
langzaam door de oude ziekenkamer
en de zon klimt in de beukenbomen
bij het raam.

Ik herinner me een oud Indisch gezegde:
"De mens bewaart alleen, wat hij gegeven heeft!"

 

------