------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




11 juli 2005 : 15° zondag

Een milde zaaier in een wisselend landschap
(Matteüs 13, 1 – 23)

Marcel Braekers

Intredezang : Lied nr. 115

Gebed

Eeuwige God
Als een milde zaaier strooit Gij uw Woord uit over heel de wereld.
Overal waar mensen hongeren naar vrede
Waar mensen vernederd en uitgebuit hopen op gerechtigheid
Overal waar lijden zoekt naar vertroosting
Zaait Gij uw Woord.
Mocht het als zaad kiemen in goede grond
In mensen die willen horen en zich inzetten
Zodat deze aarde verandert in een tuin van liefde en vrede.

Matteüs 13, 1-9

Lied nr. 624, 1 – 4

Matteüs 13, 10–23

Lied nr. 624, 4–6

Homilie

In Palestina ten tijde dat Jezus er leefde, waren er grote verschillen tussen het leven in de vruchtbare, lagere gebieden en de hogere plateaus, en zeker de schrale bergen. Beneden is de grond vruchtbaar: er groeit allerlei graan, er is fruit, er zijn druiven en wijn in overvloed. De hoger gelegen gebieden zijn schraal met een dun schilferig laagje grond op de rotsen. Hier kan men enkel wat speld winnen, kan men bijen kweken en enkele geiten houden die de sprietjes en het onkruid afknabbelen. Op deze hogere gebieden werd ook heel anders geboerd. Eerst werd er gezaaid en pas daarna geploegd want met al die stenen is eggen niet mogelijk en dus probeert men op die manier de korrels in de grond te krijgen. Men zaaide ook overal: zowel op de plaats waar voetgangers nadien een wegje maakten als waar distels en bramen groeiden, want die zou men later toch omploegen. Natuurlijk groei die rommel veel sneller dan het graan kan ontkiemen.

Wanneer Jezus een parabel vertelt kun je bijna letterlijk volgen waar Hij zich in het landschap bevindt. Is Hij in het rijke laagland, dan vertelt Hij over een onrechtvaardige rentmeester of over een rijke grootgrondbezitter die naar het buitenland gaat. Meestal parabels over sociale ongelijkheid veroorzaakt door rijkdom. De parabel, die we vandaag hoorden, is een typische beschrijving van het leven in het hoogland. Bij het zien van een man, die zomaar strooit en strooit, raakt Jezus als in vervoering en wordt deze zaaier een metafoor om te spreken over God. God is zoals die zaaier, zegt Hij, die overvloedig zichzelf meedeelt. Het zaad is het Woord van troost en bevrijding dat Hij aan iedereen aanreikt zonder rekening te houden met de mentaliteit of de achtergrond van de mens. Hoe de grond ook is, hoe de ingesteldheid van de mens ook, God blijft in eindeloze mildheid kracht en liefde aanbieden. Ik denk dat we daarmee aan de diepste overtuiging van Jezus raken. Daarom noemde Hij God ook ‘Abba’. In hedendaagse poëtische woorden spreekt Oosterhuis over: een Schoot van ontferming, voortijdig Licht waarin wij mogen staan, zilveren Poolster op wie wij mogen varen, eeuwige Bron van Leven, enz.

Deze ervaring van God moet voor ons veel troost en moed geven, zegt Jezus. Want ook al gaat veel verloren van wat werd gezaaid, een klein gedeelte komt in goede grond terecht en geeft zoveel vruchten dat er genoeg is voor heel de streek. Anders gezegd: ook al zullen veel mensen dit aanbod van God afwijzen, ook al dooft bij velen het geloof uit omdat het overwoekerd geraakt door andere dingen, laat de moed niet zakken. Als er een klein gedeelte in goede grond valt wordt het geheel nog geheiligd.

Christenen moeten zich dus niet ongerust maken als ze zoals vandaag een kleine minderheid worden en als men de indruk heeft dat alles wat met geloof te maken heeft in de hoek wordt gedrumd of belachelijk wordt gemaakt. Zeker moet men zich niet als egeltjes oprollen of zich afzonderen met de kleine groep van gelijkgezinden. Neen, we hebben een dubbele opdracht: enerzijds trachten goede grond te zijn waar het Woord in volle rijkdom kan ontkiemen. We moeten ons diepere zelf uitzuiveren, onze diepste openheid en ontvankelijkheid aan bod laten komen opdat God in onze grond kan woekeren en groeien. En anderzijds moeten wij deze religieuze, ontvangen kracht op een profane manier doorgeven aan de wereld waarin we leven. Ik bedoel daarmee dit: ik denk dat wij niet te pas en te onpas met onze God en met ons geloof moeten komen aandragen bij de mensen die er niet in geïnteresseerd zijn. Maar we moeten in diepe bescheidenheid door onze inzet, door onze humor en optimisme meeleven en open staan waar nodig. En zo dit bevrijdend Woord gestalte geven op een profane manier bij degenen die troost en steun nodig hebben. Zaaien zoals de milde zaaier zonder te berekenen wat de ander daarmee zal doen.

 

------