26° zondag: Lazarus en de rijke
(Lucas 16, 19 – 31)
voorganger ?
Gebed:
Laat er een plek blijven,
Heer God,
Waar de lamp van uw liefde
Brandend gehouden wordt,
Waar het gerucht van een nieuwe dag niet verstomd is,
Waar verlangen en hoop gewekt worden.
Laat het hier zo’n plek zijn.
Laat het licht van uw ogen
Genadig en genezend stralen over deze wereld.
Beziel ons met wat U beweegt
Zodat wij bewogen blijven
Om uw aarde, om uw mensenkinderen.
Zegen Gij ons hoofd,
Ons hart, onze handen
Dat wij U prijzen.
Inleiding
op de lezing:
In
de jaren ’60 – ’70 veranderde er veel in de kerk en de samenleving.
De kerk als instituut beschouwde zich niet meer als een macht
die boven de samenleving stond, maar maakte een wending naar
de wereld toe. Ze wilde delen en meeleven met wat in die wereld
gebeurde, en dan vooral met het lijden en de ongerechtigheid.
Denk maar aan veel concilieteksten, aan encyclieken zoals
Pacem in Terris,
Populorum Progressio
of aan recente teksten van de huidige paus. Als je die verschuiving
nu, vijftig jaar later, op afstand beziet, had daar een enorme
verschuiving plaats. Godsdienst diende niet meer om zijn persoonlijke ziel te redden, maar
werd een oproep om de zorg voor deze wereld en de samenleving
op te nemen, om zijn vrijheid en verantwoordelijkheid te nemen
en te zorgen voor de aarde, voor de mens naast je deur of
ver weg in een Boliviaanse tinmijn.
Bezie je deze evolutie van op afstand dan treft het mij hoe
de innerlijke beelden en voorstellingen van God, van heil
en toekomst evolueerden. Angst voor God als rechter, angst
voor de hel, schuldgevoel en zondebesef, de idee van doodzonde,
maakten plaats voor woorden als gerechtigheid, vrede, heelheid
van de schepping, de God als grond van heel de kosmos, enz.
Onze innerlijke voorstellingen van God en godsdienst veranderden
grondig en daarmee ook ons gedrag. Velen noemden dit een verschuiving
naar horizontalisme en wat voorbij was verticalisme.
Maar we weten intussen dat dit een valse tegenstelling is.
Geloven als zorg om de ander verwijst direct reeds naar Gods
onnoembare grootheid die zich toont in dat weerloze gelaat.
En ook de meest introverte mystiek klinkt maar oprecht als
hij tegelijk met de Godsverbondenheid oproept tot zorg om de aarde en de ander.
Ik vond het nodig even over deze verschuiving te spreken,
omdat ze ook een belangrijke rol speelt bij het begrijpen
van het evangelie van deze zondag. De parabel die Jezus ons
vertelt werd vijftig jaar geleden heel anders begrepen en
verklaard. Het verhaal van Lazarus en rijke was eeuwen lang
een voorbeeld van hellestraffen, maar was wellicht door Jezus
bedoeld als oproep tot zorg om elkaar, dus de horizontale
dimensie en niet verwijzend naar een angstige redding van
zijn ziel.
Lucas 16, 19 – 31
Homilie
Wat
zou de les kunnen zijn die achter deze parabel schuilt? Dat
het antwoord niet evident is bewijst de vele verklaringen
die men er in de loop van de geschiedenis aan gegeven heeft.
Ik persoonlijk geef er de voorkeur aan na te gaan hoe in Jezus’
tijd deze parabel wellicht heeft geklonken. In de tijd dat
Jezus leefde bestond een joods verhaal dat door iedereen gekend
was en via joden uit Alexandrië
uit Egypte was meegebracht. In dat verhaal werd verteld over
een arme schriftgeleerde en een rijke tollenaar Bar Ma’jan.
Toen de twee stierven was er voor de arme schriftgeleerde
nauwelijks een begrafenis en graf waar hij kon neergelegd
worden, terwijl de rijke tollenaar met veel ceremonieel werd
begraven. Maar enige dagen later zag een collega van de arme
schriftgeleerde hoe deze in een prachtige tuin zat waardoor
een heerlijk frisse stroom liep en hij zag zijn collega genieten
van al die schoonheid. Toen zag hij Bar Ma’jan, die aan de oever van het water stond,
het wilde bereiken maar het lukte niet. En als een Tantaluskwelling
bleef hij maar lijden en smachten.
Dit
verhaal was algemeen bekend en dus is het boeiend te zien
wat Jezus ermee doet, want daarmee zie je de nieuwe accenten
die Hij in zijn godsdienst legt. Ook Hij vertelt van een rijke,
maar dit keer gaat het niet om een tollenaar, die leefde als
een woekeraar en mensen uitzoog. Natuurlijk zou Jezus zo’n houding veroordeeld hebben. Jezus
gaat verder: reeds een houding van onverschilligheid tegenover
het lot van anderen is onaanvaardbaar.
Daarbij
verandert Jezus nog een tweede detail: Hij spreekt niet meer
van een arme schriftgeleerde, maar een paria, die aan een
ongeneeslijke huidziekte lijdt en daardoor verlamd is. In
de ogen van zijn tijdgenoten was het iemand die door God was
gestraft en dus weinig medelijden verdiende. Jezus noemt zo’n mens ‘Lazarus’ dat betekent ‘God helpt’. Zo
wordt het vrome verhaal over een arme schriftgeleerde een
schrijnend verhaal over lijden en onverschilligheid en over
de werkelijke rol die God daarin speelt. In plaats van te
straffen kiest God precies de kant van deze man die in uiterste
passiviteit niets of niemand heeft. In beeldrijke taal wordt
zijn situatie beschreven: men heeft hem aan de poort van de
rijke gelegd, hij is zo machteloos dat hij zelfs de honden
die voor joden toch onreine dieren waren niet kan afweren.
De broodkorsten, die men gebruikt om de vingers af te kuisen
en die men dan onder tafel gooit, zou hij graag eten, maar
hij kan ze niet bemachtigen. Door zijn huidziekte
is hij onrein en maakt hij ook anderen onrein als ze hem aanraken.
Er is niets of niemand voor hem.
Onwillekeurig
moet je daarbij denken aan de parabel van de barmhartige Samaritaan
waar ook de priester en de leviet om de gekwetste heen lopen
om niet onrein te worden. Tegen deze mentaliteit reageert
Jezus. Een geloof dat mensen discrimineert, dat omwille van
allerlei religieuze fantasieën voorbij gaat aan een directe,
evidente nood is vals. Van de rijke wordt niet gezegd dat
hij er louche praktijken op nahield. Neen, zijn enige maar
zware fout is deze achteloosheid, die egocentrisch burgerlijke
genoeglijkheid.
Maar Jezus voegt nog een nieuw element aan het bekende verhaal
toe: Lazarus kent na zijn dood groot geluk en de rijke lijdt
pijn en dorst, maar hij vraagt aandacht voor zijn broers die
nu leven zoals hij deed. En het antwoord van Jezus is verbijsterend.
“Als ze niet van levensstijl veranderen door de oproep van
Wet en Profeten, zullen ze ook niet veranderen als iemand
terugkeert uit de dood.” En daarmee krijgt deze parabel een
venijnige angel, want wie zijn die broers anders dan de toehoorders
van toen en wij vandaag. Indien de Thora en de oproep van
de profeten je niet raken, dan kan geen enkele machtsdaad
van God je de ogen openen. Indien mensen ervoor kiezen om
liefdeloos en egocentrisch enkel maar zichzelf te zoeken,
kan niets of niemand hen tegenhouden, ook God niet. Wie niet
op basis van horen en zien zich laat aangrijpen en geloven,
zal ook niet geloven als er een mirakel gebeurt.
In de loop van de geschiedenis heeft
men deze parabel dikwijls begrepen als: pas op dat je niet
de hellestraffen zult ondergaan. Geef dus aalmoezen, doe aan
liefdadigheid opdat je zo verdiensten verwerft en je ziel
redt. Maar was dat ook niet berekende egocentriciteit? Mensen
die leven in angst zijn dikwijls enkel met zichzelf en hun
gevoel bezig, en vergeten daarbij wat de parabel wil zeggen:
dat we ons onvoorwaardelijk en direct moeten laten raken door
lijden en onrecht en dat God precies zich daar bij voorkeur
toont waar een ontmoeting plaats heeft tussen deze hulpeloze
en degene die materieel of geestelijk bezitter is. Wees
dus waakzaam, houd uw lamp brandend, doe als de barmhartige
Samaritaan, zit mee aan de feesttafel waar het uitschot van
de straat en de maatschappij is uitgenodigd, enz. Heel het
Nieuwe Testament staat vol van wat die andere levenshouding
is waartoe Jezus ons uitnodigt.
|