8 februari 2004 : 5e zondag
“Zij werden mensenvissers”
(Lucas 5 , 1-11)
Pater Marcel Braekers
Openingszang:
Begroeting
Geloven in de eigenlijk betekenis van het
woord als ‘zich toevertrouwen’ is helemaal geen evidentie
zo werd hier vorige zondag nog door Jef Schoenaers onderlijnd.
Ons zien en voelen, onze aanpak van problemen, alles in ons
is zo doordrongen van die zakelijk, utilitaire, westerse mentaliteit.
Daarom is het zo moeilijk om nog te komen tot verwondering,
om te zien dat in de natuur iets leeft van een onvermoed wonder,
of dat er tussen ons soms iets van het oneindige oplicht.
Ik noem hier slechts enkele ervaringen waarnaar Jef in zijn
homilie ook verwees. Onlangs nog las ik het zeer kernachtig
geformuleerd door Adolf Gesché. Hij zegt: vanaf de Moderne
Tijd ontstond er een heel merkwaardige houding. Enerzijds
neemt men enkel nog datgene aan waarvan men onbetwistbaar
zeker is (cogito ergo sum), anderzijds gaat men de onzekerheid,
de twijfel aan alles wat niet vaststaand is invoeren (universalis
dubitatio).
Het concrete leven van ieder van ons raakte
zo doordrenkt van deze mentaliteit dat geloven als ‘zich toevertrouwen’
als iets waardevol ook al bestaat er geen bewijs van, moeilijk
werd. Geloven doe je niet meer als van nature, maar moet je
verwerven. Het is een soort tweede naïviteit zoals Ricoeur
het noemde waarbij je na de magische wereld van het kind,
de rationele mentaliteit van de kennisverwerving tot een nieuwe
naïviteit komt tegenover het leven.
Geloven is helemaal geen evidentie. Bij
deze gedachte van vorige zondag zou ik vandaag nog een schepje
willen toevoegen. Zoals het evangelie zegt moet je daarbij
nog getuigenis afleggen van je geloof. Je moet een mensenvisser
worden. Is ons dat niet overvragen? Als het al voor jezelf
moeilijk valt om tot dat vertrouwen te komen en tegen de algemene
sfeer in te geloven hoe kan men dan nog van je vragen om als
een soort missionaris te gaan vissen in de vijver van de twijfelaars,
de ongelovigen en de anders gelovigen?
Mijn idee is, en dat is het thema van deze
woorddienst, dat dit perfect kan. En dat de beste missionarissen
niet degenen zijn die met een aktetas vol dogma’s en geloofsstellingen
op stap gaan, maar de getuigen van hun heel bescheiden en
kwetsbare manier van zien en begrijpen. Daarover kunnen en
durven spreken lijkt mij een rijkdom en een dienst aan onze
samenleving die zo eenzijdig en voorthollend is geworden.
Gebed
Gij die ons roept
Om uw nabijheid en bevrijdende kracht
Door te geven en wakker te maken
In wie verdrukt zijn, eenzaam en
onvrij,
Wij vragen U
Wek uw kracht en kom ons bevrijden,
Maak ons tot hoorders van dit Woord
En tot kwetsbare getuigen
Van wat wij in stilte en verwondering
van U vernamen.
Inleiding op de lezingen
We horen twee roepingverhalen, een uit het
boek der profeten en een uit het evangelie van Lucas. Het
eerste verhaal speelt zich af in de tempel van Jeruzalem.
Jesaja maakt een mystieke ervaring door als hij op de plaats
in de tempel staat waar de offers worden gebracht. Hij raakt
in trance, het altaar begint te groeien en Gods heerlijkheid
grijpt hem helemaal aan. Op datzelfde moment krijgt hij een
ervaring van vernietiging alsof hijzelf verteerd wordt door
het vuur. Maar hij ondergaat een symbolische reiniging waarbij
zijn lippen worden gereinigd en hij kan getuigen van wat hij
heeft ervaren.
Jesaja 6, 1 – 8
Lied nr. 503: Gij zijt voorbij gegaan
Lucas 5, 1 – 11
Homilie
Zou Jezus vanuit voorkennis
gesproken hebben en wist Hij waar zich de rijke visscholen
ophielden in het meer? Maar zoals we weten wordt handelen
vanuit voorkennis door de Europese commissie afgestraft. Nee,
ik kan u alleen maar vertellen hoe ik dit verhaal begrijp
wel wetend dat het slechts één interpretatie is. Jezus was
geen visser maar volgens de verhalen een timmerman wonend
in de streek van Galilea bij het meer. De meeste van hen werkten
rond het meer en bouwden daar vissersschepen. Misschien heeft
ook Jezus daar lang gewerkt. Het zou alleszins begrijpelijk
maken dat Hij veel contact met de vissers had. Rond het meer
stonden veel hutten en armtierige huisjes van vissersfamilies
die leefden in grote armoede. Als verteld wordt dat een groep
na een nacht vissen moe en teleurgesteld thuis komen, beseft
iedereen dat er die dag voor die gezin geen eten was. Deze
dorpjes of beter gezegd deze sloppenbuurten waren ook haarden
van verzet tegen de religieuze leiders in Jeruzalem en tegen
de Romeinse bezetter. Men sprak er een dialect waarvoor men
werd uitgelachen in de stad, enz. In deze biotoop begint Jezus
zijn verkondiging van de Blijde Boodschap.
Hoe begrip ik dan dit wonder van e visvangst?
Ik denk heel eenvoudig dat Jezus deze ontmoedigde vissers
zo heeft toegesproken dat ze opnieuw moed kregen, gingen vissen
en deze keer wel succes hadden. Een succes dat ze begrepen
als: dank zij Hem is het gelukt. We waren ontmoedigd, we zagen
de doffe ellende in onze gezinnen, we zagen geen uitkomst
en Hij gaf ons moed. Van vissen had Hij geen verstand, maar
vanuit zijn geloof in de God van onze vaderen begreep Hij
ons en tilde Hij ons op. En zo gingen we opnieuw aan de slag.
Weet u, zo een ervaring vergeet je nooit meer.
En nu ik toch aan het interpreteren ben:
enkele jaren later maken ze datzelfde mee als Jezus gedood
wordt en de droom voorbij is. Ook toen waren ze ontmoedigd
en keerden ze van Jeruzalem terug naar hun hutten aan het
meer. En plots moet daar bij iemand de frank of de denarie
zijn gevallen dat ze dat vroeger nog eens hadden meegemaakt
en Hij hen toen had opgetild. Zij moeten ervaren hebben dat
het dezelfde was die hen toen levensmoed gaf en die na zijn
dood als inspirerende Geest hen opnieuw begeesterde en optilde.
En daarvan werden ze getuigen.
“Ik zal mensenvissers van u maken” betekent
dan: jullie moeten getuigen van wat je ervaren hebt. Geen
dogma’s of leerstellingen aan mensen aanpraten maar vertellen
over een Licht, een Inspiratie die door je heen trok die je
deed verder gaan, die je aanmoedigde om aan de onrechtvaardige
situatie te duwen zodat iets kon veranderen. Dat is getuigen
zijn, ook vandaag. We worden opgeroepen om in onze eigen Westerse
mentaliteit tegendraads te spreken over wat wij zo breekbaar
en fragmentair ervaren als een uitweg. Onze wereld heeft behoefte
aan getuigenissen van hoop, aan verhalen waarin iets van dat
transcendente of van de meerwaarde aan bod komt. Dus moeten
we ze durven verwoorden en vooral daar waar mensen door omstandigheden
geen grond meer onder de voeten voelen, waar een mensenleven
elk ogenblik aan een zijden draadje hangt, waar men moet vechten
tegen de ontmoediging. Dat is: mensenvissers zijn.
Groot dankgebed
Na de communie nr. 601: Zoals ik zelf gezonden
ben
Gedicht van Ida Gerhardt: “Preek op Terschelling”
‘want zij waren vissers’ Matt. 4,18
Raak mij niet tot in het hart
met uw starend vragen;
mij, in kleren zwaar en zwart
aan de wand geslagen,
vissers, met uw stroef gebed
en uw simpele wetten;
als bij ’t meer Genésareth
komend van de netten.
Die het woord ‘Komt achter mij’
Eenmaal hoorden spreken,
Vissers waren zij, als gij.
En de Vis is teken.
Vis en Visser ken ik niet,
Die voor u moet bidden.
Die mijn zwarte armoe ziet,
Hij zij in uw midden.
|