------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




26 oktober 2003: Genezing van Bartimeüs

(Marcus 10, 46-52)

pater Marcel Braekers

Inleiding

Een van de mooiste schilderijen die Bruegel maakte is dat van de blinden. Door het prachtige Brabantse landschap trekt een groepje blinden voorbij, misschien wel op bedevaart want een van hen draagt een rozenkrans om de hals. Om zich te beschermen houden ze elkaar vast. Maar er gebeurt iets dramatisch.

brueghel

Nationaal Museum, Napels

De eerste loopt recht in een gat en valt, ook de tweede begint reeds te struikelen en de volgende voelt wel iets ongewoons, maar loopt hulpeloos in zijn ongeluk. Het is zoals de spreuk luidt: "Wanneer de ene blinde de andere leidt vallen beiden in de put."

Waarom schilderde Bruegel dit tafereel? Het lijkt erop dat hij daarmee zijn tijd wilde hekelen. De mensen leven als verblind. Ze houden zich aan elkaar vast, maar hebben geen grond meer onder de voeten. Twee details op het schilderij zijn daarbij belangrijk: rechts onder staat een reiger onverstoorbaar te vissen, alsof dit drama hem niet aangaat. Het doet denken aan dat andere schilderij dat Bruegel schilderde, de val van Ikaros, waar Ikaros naar beneden stort en op de voorgrond een Boer onverstoorbaar verder ploegt. En de boer hij ploegde voort. Zo gaat het in dit leven, zegt Bruegel. Het kan de wereld geen barst schelen welk drama zich in mensen afspeelt. De wereld draait naamloos en wreed voort. Er is ook een tweede detail: op de achtergrond zie je in zachte tinten het kerkje van Sint Agatha Pede, dicht bij Ninove. Misschien zijn de blinden daarnaar op pelgrimstocht. Bruegel schijnt te suggereren dat alleen het geloof een lichtpuntje zou kunnen zijn. Zou kunnen, maar daarvoor moet men het bereiken en niet onderweg uitschuiven. De blinden staan hier symbool voor de mens, Elkerlyck, waarover Bruegel wil zeggen dat hij zijn basis verloren is, waardeloos leeft.

In het evangelie van deze zondag speelt zich eenzelfde scenario af.  De blinde bedelaar langs de weg vraagt aan Jezus om te mogen zien. Hij kreeg een naam, Barthimeüs, want de eerste geloofsgemeente herkende zichzelf in deze smekende houding en beleefde via het verhaal opnieuw dat zij dank zij Jezus perspectief had gekregen.

Lied 105

Gebed - psalm 27

Hoor, Heer, hoe hard ik roep
Ontferm U en geef mij antwoord.
Tot U zegt mijn hart:'Ik zocht uw gelaat'.
Uw gelaat blijf ik zoeken,
Verberg uw gelaat niet voor mij.
Wees niet woedend, wijs uw dienstknecht niet af.
U bent mijn helper, verstoot mij niet;
Laat mij niet in de steek, God, mijn heil.

Jeremia 31, 3 - 9
Muziek
Marcus 10, 46 - 51
Lied  26 : Hij die blinden weer liet zien

Homilie

Alles in dit genezingsverhaal is doordrenkt van een symbolische geladenheid.
- Langs de weg van Jericho naar Jeruzalem zit een blinde man. De weg loopt omhoog en voor de pelgrims die optrokken naar Jeruzalem was het alsof ze opstegen van troosteloosheid naar perspectief, van chaos naar bevrijding. Eindelijk aankomen in de stad van God, in de tempel waar zijn heerlijkheid woont. Deze blinde man zit met andere woorden langs de weg van het leven en hoopt omhoog te mogen gaan brekend met alles wat hem verknecht en onvrij maakt.

- De man is niet zomaar een naamloze. Barthimeüs noemt hij en was blijkbaar een gekende figuur in de geloofsgemeente. Zoals hij daar zit langs de weg herkende deze gemeente zichzelf in hem, blind, bedelend als uitschot van de samenleving, gebukt onder de last van vermeende zonden. Niets in hem is nog aantrekkelijk. “Wij allemaal zaten langs die weg toen Jezus voorbij ging en het Woord tot ons richtte” moet men in de gemeenschap gezegd hebben. Zoals trouwens heel Israël dat is afgedwaald en doof voor zijn profeten.

- Als hij Jezus voorbij hoort komen en zijn Woord verneemt, roept hij kreunend: "Heer Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij." - zoals wij trouwens nog zingen: Kyrie eleyson

Het woord dat er in het Grieks staat kan je best vertalen als `kermen, kreunen, smeken'. Datzelfde woord staat ook in psalm 42; "zoals een hert in een uitgedroogde bedding smeekt om water." Zo voelde zich de blinde en zo voelden allen die zich bekeerden. Vanuit een diepe existentiële nood naar bevrijding en hoop had men zich gekeerd naar Jezus.

- En dan richt Jezus zich naar hem en roept hem tot zich. Hij nodigt hem uit niet langs de weg te blijven zitten maar mee de moeizame tocht naar boven mee te gaan. Omhoog naar een helder leven dat openstaat voor Gods roepen, naar een samen leven waar geen armen of uitgestotenen meer zijn.

- De reactie van de blinde is heel symbolisch. Hij gooit zijn jas weg. Bedoeld wordt de bedelaarsmantel waaraan je de paria's kon herkennen. De man gooit zijn vroegere identiteit van zich af en stapt naar voor als een gerespecteerd iemand met een naam, die voorbeeld wordt voor alle anderen. De beklemmende ballast van vernedering en veroordeling heeft hij afgeschud want zijn zelfwaardegevoel is terug omdat Jezus hem aanziet en respect geeft. `Ich werde an Du': ik krijg maar waardigheid over mijzelf als een ander mij zo behandelt.

- Het verhaal stopt daar. Maar niet het evangelie van Marcus.
Dit wonder is het laatste voordat Jezus definitief in Jeruzalem zijn lijden en dood zal aanvaarden. Barthimeüs volgde Jezus niet zomaar. Vanuit de kracht en het zelfrespect die hij ervaart, is hij sterk genoeg om voor Jezus te lijden en Hem te volgen in het dragen van zijn kruis. Pas wanneer men voor iemand geleden heeft gaat men echt van die persoon houden

Het verhaal van Barthimeüs is echter niet voorbij. Het herhaalt zich altijd opnieuw in mensen die zichzelf als machteloos en verblind ervaren en kreunend smeken om uitzicht. Dat is de basis, de voedingsbodem van waaruit echt geloof opbloeit. En wij en heel de wereld worden geroepen om die jas weg te gooien, om niet naast de weg te blijven zitten, maar vol vertrouwen ons over te geven aan het uitnodigende Woord van Jezus.

 

------